Een man en een vrouw lijden op vergelijkbaar niveau pijn en beiden laten dit duidelijk merken. Toch krijgt de man eerder medicijnen en wordt de vrouw eerder naar psychotherapie gestuurd. De klacht van de man wordt dus serieuzer genomen. Dit suggereert een nieuwe psychologische studie gepubliceerd in The Journal of Pain.
Vijftig deelnemers, niet werkzaam in de gezondheidszorg, beoordeelden via korte video’s patiënten met chronische schouderpijn. Op schaal van 1 tot 100 gaven de deelnemers aan hoe hoog de pijn bij de patiënten moest zijn. Zowel mannelijke als vrouwelijke deelnemers gaven de mannen in de video’s gemiddeld twee punten hoger, ongeacht de intensiteit van de gezichtsuitdrukkingen. De vrouwen zouden zich dus meer aanstellen.
In het tweede deel van de studie werd een groep van 197 deelnemers ondervraagd. Hierbij zaten wel enkele mensen uit de gezondheidszorg. Na de beoordeling van de pijn op wederom een schaal van 1 tot 100, vulden zij een vragenlijst in als ware zij een arts. Hadden ze een voorkeur om de patiënt psychotherapie of medicatietherapie te geven? Hoeveel sessies psychotherapie? Of hoeveel doses aan medicatie? De onderzoekers ontdekten dat de resultaten van de pijnbeoordeling overeenkwamen met het eerste deel; de vrouwen zouden zich meer aanstellen. Bovendien concludeerden zij, aan de hand van de vragenlijsten, dat de vrouwelijke patiënten vier procent meer kans hadden om psychotherapie voorgeschreven te krijgen.
Een vragenlijst waarin een rangschikking werd gemaakt op gendervooroordelen bracht een antwoord op de vraag waar deze verschillen vandaan kwamen. Het lijkt of de deelnemers hun vooroordelen gebruikten om de pijn in te schatten in plaats van te kijken naar de gezichtsuitdrukkingen. Volgens de onderzoekers geven deze bevindingen aan dat pijn bij vrouwen wordt onderschat en deze stereotype beoordeling gevolgen kan hebben in behandelmethoden.