Vetoplosbare vitaminen kunnen ervoor zorgen dat antibiotica beter werken tegen superbacteriën. Die laatste heten zo omdat ze resistent zijn tegen antibiotica. De vetoplosbare vitaminen zijn vitamine K, vitamine A, vitamine D en vitamine E. Vitamine K maakt het lichaam zelf aan en zit daarnaast in onder andere spinazie en oliën. Vitamine A is te vinden in producten als boter, vis en melkproducten. Een bron van vitamine D zijn vette vissoorten zoals makreel en zalm. Daarnaast wordt vitamine D onder invloed van UV-straling uit zonlicht door de huid aangemaakt. Vitamine E bevindt zich naast oliën in noten, zaden, groenten en fruit.
Het versterkende effect van de vitaminen werd aanvankelijk gebruikt om mensen met taaislijmziekte (cystic fibrosis) te behandelen: een erfelijke ziekte die de longen en het spijsverteringskanaal treft. Maar misschien kunnen deze vitaminen ook dienen als een nieuwe manier om superbacteriën aan te pakken.
Een internationaal onderzoeksteam (uit het Verenigd Koninkrijk, Canada, Egypte en Spanje) ontdekte dat vetoplosbare vitaminen zoals vitamine E bepaalde superbacteriën gevoelig kunenn maken voor antibiotica. Bijvoorbeeld de Burkholderia cepacia, die ernstige longontstekingen kan veroorzaken bij taaislijmpatiënten, en die niet reageert op de gangbare medicijnen.
Bacteriële eiwitten (lipocalines) blokkeren de antibiotica door zich daaraan te binden. Maar als iemand tegelijk met de antibiotica deze vitaminen inneemt, kunnen die bacteriële eiwitten zich daaraan hechten, en krijgen de antibiotica zo de kans de superbacteriën aan te pakken. Hoofdonderzoeker Miguel Valvano legt uit: ‘Bacteriën kunnen niet alleen ongevoelig zijn voor de werking van antibiotica, maar die ook “insluiten” voordat ze de bacteriële cellen bereiken en binnendringen.
Vetoplosbare vitaminen kunnen de bacteriële eiwitten absorberen voordat die de kans krijgen zich aan de antibiotica te hechten. Daardoor kunnen de antibiotica de bacteriën beter bereiken.’
mBio, 2017; 8: e00225-17