Routinetesten om te onderzoeken of pasgeborenen aandoeningen zoals cystic fibrosis en sikkelcelanemie hebben, zijn vaak niet wetenschappelijk onderbouwd en kunnen onnauwkeurig zijn, zo blijkt uit een recente studie.
De hielprik bij pasgeborenen is zo controversieel dat landen die het wetenschappelijk bewijsmateriaal hebben onderzocht deze volledig schrapten.
In een overzichtsstudie naar screeningprogramma’s in 14 landen, waaronder de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, stelden onderzoekers van de Universiteit van Warwick in Engeland vast dat bijna de helft van de landen die de routinetest nog steeds aanbieden, nooit systematisch naar gedegen bewijsmateriaal zochten om te kijken of de testen adequaat zijn. En in 75 procent van de landen vond geen grondig onderzoek plaats naar de schade die zij kunnen veroorzaken door overdosering of vals-positieve resultaten (wanneer de test een probleem detecteert dat er niet is).
De testen worden aan ouders aangeboden om na te gaan of hun pasgeboren kind een zeldzame ziekte heeft. Het aantal ziekten waarvoor gescreend wordt, varieert van land tot land, van slechts 5 tot 60. Het gaat om aandoeningen zoals cystic fibrosis, hypothyreoïdie en sikkelcelanemie.
Hoofdonderzoeker Sian Taylor-Philips stelt: ‘Deze studie toont aan dat veel nationale beleidsbeslissingen over het al dan niet screenen op het voorkomen van aandoeningen worden genomen zonder het bewijs systematisch in kaart te brengen.’
Bron: BMJ, 2018; 361: k1612