De aardbevingen in het Gronings gaswinningsgebied richten zowel materiele als psychische schade aan. De impact van de bevingsproblematiek is zelfs zo groot dat de kinderen in het gebied er lichamelijk en geestelijk onder lijden.
Onder de naam Gronings Perspectief onderzoekt de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) sinds 2016 de veiligheidsbeleving, gezondheid en het toekomstperspectief van Groningers. Een deelonderzoek onderzocht de beleving van 49 kinderen en jongeren uit het gaswinningsgebied.
Hoewel een deel van de kinderen weinig last heeft van de problematiek, omdat zij het normaal vinden en niet beter weten, zijn er ook kinderen die er ziek van worden. Ze zijn angstig, voelen zich onveilig en hebben klachten als nachtmerries, zindelijkheidsproblemen, concentratieproblemen, boosheid en psychosomatische klachten als buik- en hoofdpijn. Er zijn zelfs kinderen die rouwgevoelens en heimwee hebben omdat hun huis is gesloopt.
Rol van de overheid en ouders
De stress en emoties die ouders ervaren, sijpelt daarbij ook door naar hun kinderen. Daarnaast hebben de kinderen geen vertrouwen meer in de overheid en de NAM. Ze hebben het gevoel dat financiële belangen belangrijker zijn dan hun veiligheid. Volgens dr. Elianne Zijlstra, hoofdonderzoeker aan de RUG, is het belangrijk dat ouders met hun kinderen praten over de aardbevingen. ‘Ik had wel verwacht dat sommige kinderen last van de aardbevingen zouden hebben, maar niet dat de gaswinningsproblematiek zo diep ingrijpt in hun levens en dat ze geen vertrouwen hebben in de overheid.
Sommige ouders hebben moeite om met hun kinderen te praten over de gaswinning. Ze denken dat door niet te praten over hun zorgen rondom de gaswinningsproblematiek, de kinderen er ook niks van meekrijgen. Maar dat kan juist de angst vergroten omdat kinderen spanningen voelen. Het is belangrijk om hierover wel te praten met hen.’
Ook andere partijen moeten volgens Zijlstra meer stilstaan bij het effect van de problematiek op kinderen: ‘Je kunt stellen dat er in het beleid op gebied van de gaswinningsproblematiek zelf, het onderwijs en de zorg meer oog moet zijn voor de impact op kinderen.’