Verschillende rekenmodellen die bij patiënten de kans op hart- en vaatziekten voorspellen, blijken minder accuraat dan gedacht. Dat concludeerde een Nederlands onderzoeksteam dat verbonden is aan het Radboud Universitair Medisch Centrum. Zo bleek dat in de berekeningen van het SCORE-FNF -model de kans op ontwikkelingen van hart- en vaatziekten anderhalf keer kleiner werd ingeschat dan daadwerkelijk het geval is.[1]
Het doel van de studie het was om vier modellen (Globo-lab, Globo-offices, SCORE en SCORE- FNF) te toetsen aan de praktijk. Voor deze studie werden bij 46 huisartspraktijken patiënten geselecteerd zonder voorgeschiedenis met vaat- en hartziekten. Met de vier modellen werd de kans om binnen 10 jaar vaat- en hartziekten te ontwikkelen van deze groep patiënten berekend. De groep werd vervolgens 10 jaar lang gevolgd. Hoewel alle modellen in hun kansberekening afweken, was de misrekening van het SCORE-FNF- model het meest opmerkelijk. Het model berekende dat 12,2 procent van het aantal patiënten een hart en vaatziekte zou ontwikkelen. In werkelijkheid was dit 18,6 procent. Het verschil in uitkomsten van deze modellen kan deels verklaard worden, doordat de modellen uitgaan van een algemene, gezonde populatie en niet van patiënten bij een huisarts.
In Nederland gebruiken huisartsen CVRM-richtlijnen (Cardiovasculair risicomanagement). Deze richtlijnen zijn bedoeld om de risico’s in te schatten bij patiënten die al een verhoogde risico lopen op hart- en vaatziekten en zijn gebaseerd op het SCORE-FNF-model.[2] Daarom pleit Marion Biermans – epidemioloog en hoofd van het betrokken onderzoeksteam – ervoor om het model aan te passen, zodat huisartsen in de toekomst een meer betrouwbare weergave hebben van patiënten met een risico op hart- en vaatziekten.[1]
Bronnen:
1. https://bjgp.org/content/73/726/e24#sec-18
2. https://richtlijnendatabase.nl/richtlijn/cardiovasculair_risicomanagement_cvrm/samenvatting_cvrm.html