Uit het lood geslagen

Hoe een hartritmestoornis werd verholpen door de loodwaarden te verlagen.

Hartritmestoornissen komen tegenwoordig steeds vaker voor. Een hartritmestoornis is een aandoening waarbij het hartritme onregelmatig, te snel of te langzaam is. Boezemfibrilleren (een onregelmatig en abnormaal snel hartritme) kwam vroeger slechts weinig voor; af en toe bij oude mensen en meestal samen met hartfalen. Maar tegenwoordig zie ik ook relatief jonge, fitte mensen met dit probleem.

Ned was zo’n patient. In 2014 was hij nog een vitale, slanke man van 51, die er trots op was dat hij lange afstanden kon lopen. Maar plotseling lukte dat niet meer. Hij had moeite met hellingen en raakte snel buiten adem. Als hij zichzelf toch dwong verder te lopen, kreeg hij pijn op de borst.
Toen ik Neds pols voelde, was meteen duidelijk dat hij boezemfibrilleren had. Een normale hartslag hoort 70-80 slagen per minuut en regelmatig te zijn. Bij de inademing versnelt hij een klein beetje en bij de uitademing vertraagt hij weer.

De hartritmestoornis die het meest voorkomt, is de ventrikelextrasystole (een extra slag van de hartkamer): de pols voelt regelmatig, maar dan slaat hij opeens een slag over, waarna hij weer regelmatig verder klopt. Als je je hand op je borst legt, voel je een dubbele slag. Patiënten vertellen me dat het voelt alsof hun hart een salto maakt. Deze hartslag is een ‘regelmatig onregelmatige hartslag’. Maar Neds hartslag was anders: die was onregelmatig onregelmatig. Niet alleen was het ritme helemaal uit balans, ook de kracht van zijn hartslag wisselde.

Bij een normale hartslag zijn er twee fasen. Eerst accepteren de boezems het bloed dat via de aderen terugkeert uit het lichaam, ze vullen zich en trekken samen om bloed naar de lagergelegen kamers te sturen. De kamers (ventrikels) zijn de echte krachtcentrales van het hart. Eenmaal vol trekken ze krachtig samen om het bloed in de slagaders te pompen. Een reeks kleppen zorgt ervoor dat het bloed de goede kant op stroomt.
Een goede timing is heel belangrijk, en die wordt geregeld door de natuurlijke pacemaker van het lichaam, de sinusknoop. De boezems trekken samen terwijl de kamers ontspannen, en omgekeerd.

Bij boezemfibrilleren trekken de boezems niet langer ritmisch samen. Ze zijn helemaal van slag, letterlijk. Daardoor is er geen regelmatige bloedstroom naar de kamers zodat ze niet gelijkmatig worden gevuld. De kamers trekken zich willekeurig samen, en de ene keer pompen ze te veel en de andere keer te weinig bloed het lichaam in. Het hart werkt niet langer efficient en het hartminuutvolume (de hoeveelheid bloed die het hart per minuut wegpompt) neemt met gemiddeld 20 procent af. Dat betekent dat de lichamelijke prestaties ook 20 procent minder worden. Geen wonder dat Ned zijn vrienden niet meer kon bijhouden.

Maar hoe komt het dat de sinusknoop tekortschiet, waardoor de boezems gaan fibrilleren? Een veelvoorkomende oorzaak, die echter vaak over het hoofd wordt gezien, is vergiftiging door metalen. Ned was veel te jong en fit: zijn boezemfibrilleren kon niet worden verklaard door een slechte doorbloeding van de sinusknoop.

We leven in zo’n vervuilde wereld dat we allemaal zonder het te weten giftige stiffen met ons meedragen, wat ook giftige metalen kunnen zijn. Dit wordt nog gevaarlijker als ons lichaam een tekort heeft aan goede mineralen, zoals zink en selenium.

Als ons lichaam bijvoorbeeld behoefte heeft aan zink, maar daar te weinig van heeft, zal het gebruik maken van iets anders, iets wat op zink lijkt… zoals lood. Zo komt lood in de lichaamsweefsels terecht, meestal het hart, de hersenen, de botten en de nieren, waar het – soms decennialang – blijft zitten. Een loodvergiftiging is bij een bloed- of urinetest niet te zien.

Gelukkig zijn er chelaatvormers. Het woord ‘chelaat’ komt van het Griekse woord voor klauw, en deze moleculen maken hun naam waar: ze grijpen letterlijk de giftige metalen vast, waarna die via de urine worden afgevoerd. Dat verschaft ons een test om de vergiftiging met zware metalen op wetenschappelijke wijze te meten.

Ned leegde zijn blaas, nam 900 mg DMSA (de chelaatvormer dimercaptosucciniczuur), wat overeenkomt met 15 mg per kilo lichaamsgewicht, en verzamelde in de 6 uur daarna zijn urine. Ik stuurde urinemonsters naar het laboratorium.

Volgens het lab ‘mogen’ we 2,2 micromol lood per mol creatinine hebben. Neds uitslag was 37,17. Het lood was waarschijnlijk afkomstig uit de loden waterleidingen van het Victoriaanse huis waar hij als kind had gewoond.

Er zijn vele manieren om uw belasting met giftige metalen te verminderen, zoals door vitamine C te slikken tot darmtolerantie (zie mijn artikel in Medisch Dossier juli 2018), of jodium en/of zink (in combinatie met glutathione).

Maar DMSA is onderzocht en blijkt te helpen, en ik wilde Neds loodbelasting zo snel mogelijk omlaag krijgen, want hij stond op de wachtlijst voor cardioversie. Bij cardioversie wordt het hartritme hersteld door elektrische schokken toe te dienen. Naar mijn mening is het nogal onzinnig om cardioversie te gebruiken zonder de onderliggende oorzaak aan te pakken: het boezemfibrilleren zal gewoon terugkeren.

Ned nam 16 weken lang 900 mg DMSA, en toen onderzochten we opnieuw zijn urine. Zijn loodwaarden waren gedaald naar 3,63. De cardioversie die hij daarna kreeg, was succesvol.

We zijn nu vier jaar verder, en Ned is weer helemaal fit, slikt geen medicijnen en wandelt weer… zo snel dat ik hem niet kan bijhouden.
 

Wilt u dit artikel lezen?

Als abonnee kunt u dit artikel gratis lezen door in te loggen op uw account. Nog geen abonnee? Sluit nu een abonnement af.

Andere artikelen van Sarah Myhill

Reportage: Wees COVID-19 een stapje voor

Infrarood bij ziekte

De vinger op de zere plek

C staat voor Candida

Waarom ik vitamine C gebruik

Column dr. Wendy Lin; Handzenuw in de knel

Anderhalf jaar geleden kwam een man in mijn praktijk. Hij was net gepensioneerd. Zijn hele leven was hij internationaal correspondent geweest, dus hij had veel tijd achter zijn toetsenbord doorgebracht. Tuinieren was de hobby waarin hij altijd zijn rust had gevonden....

Sarah Myhill avatar

Over de auteur

Sarah Myhill werkt sinds 1981 als arts in de Britse nationale en particuliere gezondheidszorg. Ze zat zeventien jaar lang in het bestuur van de Britse Vereniging voor Ecologische Geneeskunde, die zich bezighoudt met ziekten door milieuoorzaken, en met niet-farmacologische behandelingen. Myhill geeft daar trainingen en houdt lezingen over onderwerpen als het chronischevermoeidheidssyndroom.
Lees meer artikelen van Sarah Myhill