De medische wereld weet nog maar weinig over de oorzaken van depressie. Nieuw onderzoek suggereert echter dat sociaal isolement een rol speelt.
Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) wordt depressie in 2020 waarschijnlijk de meest wijdverbreide chronische aandoening ter wereld. Op dit moment heeft ongeveer 120 miljoen mensen de diagnose depressie. Daarmee is het nu het op drie na grootste chronische gezondheidsprobleem. Voor deze patiënten is depressie meer dan zich af en toe futloos of terneergeslagen voelen. Het is een aanhoudend gevoel van angst, van een ongenadige vermoeidheid en uitputting, van algemene uitzichtloos- en zinloosheid.
Oorzaak onbekend
Ondanks het feit dat de ziekte zoveel voorkomt, tast de medische wetenschap nog steeds in het duister over de oorzaken en de exacte diagnose. De beste verklaring die de meeste artsen voor chronische depressie hebben is een verstoring van de chemische balans in het zenuwstelsel. Het gaat dan voornamelijk om een te laag gehalte aan serotonine, een in de hersenen aangemaakte neurotransmitter (een stof die zenuwcellen gebruiken om met elkaar te communiceren). Het resultaat is dat we jaarlijks voor bijna 13 miljard dollar (een kleine 10 miljard euro) aan antidepressiva slikken, meestal in de vorm van SSRI’s (selectieve serotonine heropnameremmers) zoals Prozac (fluoxetine hydrochloride).
Neurowetenschappers geloven eerder dat depressie een hersenaandoening is. Hersenscans van patiënten tonen een abnormaal functioneren van de gebieden die onze gemoedstoestand, het denkvermogen, de slaap, de eetlust en ons algemeen gedrag reguleren.
Beide theorieën zijn steekhoudend, maar geen van beide verklaart de oorzaak van respectievelijk de balansverstoring of het niet goed functioneren van deze hersengebieden. Ook al blijft men SSRI’s voorschrijven, toch ziet de geneeskunde in dat deze biochemische benadering slechts een van de mogelijkheden is.
Depressie kan verschillende vormen aannemen: van een zware depressie, een dysthyme stoornis of dysthymie (letterlijk ‘ontstemdheid’) en een psychotische depressie tot een postnatale depressie en een winterdepressie (SAD, seizoensafhankelijke depressie). De oorzaken zijn dan ook velerlei: erfelijkheid, een andere ziekte, omgevingsfactoren of psychologische factoren1.
Tegenwoordig krijgen artsen steeds vaker te maken met vormen van angststoornis, zoals posttraumatische stressstoornis, obsessieve-compulsieve stoornis (vroeger dwangneurose genoemd), paniekstoornissen en sociale fobie. Deze problemen escaleren vaak na terroristische aanslagen of bij soldaten die teruggekeerd zijn van het front2.
Veel oorzaken of veel misvattingen?
Maar zelfs deze allesomvattende kijk op depressie en haar oorzaken wordt soms weersproken door onderzoek. Alhoewel artsen geloven in de theorie van genetische belastingen dus vaak binnen families nagaan of er meer gevallen zijn van depressie, hebben mensen zonder depressie in de familie een even grote kans deze aandoening te krijgen3.
De theorie gebaseerd op de chemische onbalans lijkt ondersteund te worden door het feit dat vrouwen gevoeliger zijn voor depressie. Vooral omdat depressie vaak optreedt na een bevalling, of wanneer er sprake is van uitzonderlijk zwaar premenstrueel syndroom of tijdens de menopauze4.
Maar ook dit is slechts een deel van het verhaal. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft geconstateerd dat depressie zelfs geografische verschillen kent. In zuidoostelijk Azië bijvoorbeeld lijdt slechts 5% van de bevolking aan depressie. Dit aantal is maar liefst 25% in Oost-Europese landen zoals Hongarije, Wit Rusland, Letland, Litouwen en Finland.
Aangezien we in wezen gelijk zijn op chemisch en biologisch vlak, spreken dergelijke geografische variaties de heersende visie op depressie en haar oorzaken tegen. Of ze doen op zijn minst vermoeden dat de zaken iets ingewikkelder liggen.
Isolement is een oorzaak
Wetenschappers Joan Chiao en Katherine Blizinsky van de Northwestern Universiteit in Chicago (Illinois) hebben onderzoek gedaan naar de geografische en culturele verschillen bij depressie. Hieruit is gebleken dat zelfs een genetische aanleg voor depressie tenietgedaan kan worden door te leven in een hechte gemeenschap.
‘Een genetische vatbaarheid voor depressie komt waarschijnlijk vaker tot uiting in de meer egocentrische westerse wereld dan in een Oost-Aziatische cultuur met veel meer gemeenschapszin’ aldus Pat Vaughn Tremmel, woordvoerster van de Universiteit.
Het onderzoeksteam constateerde dat 80% van de mensen in Oost-Azië erfelijke aanleg heeft voor depressie. Deze mensen hebben een variant van het gen dat verantwoordelijk is voor het transport van serotonine die tot depressie leidt. Doch ondanks deze grotere vatbaarheid lijden daar veel minder mensen aan een depressie dan in meer individualistische maatschappijen zoals de Verenigde Staten of West-Europa.
Hechtere gemeenschappen geven een mens zowel impliciet al expliciet de verwachting dat er sociale ondersteuning is. ‘Dergelijke ondersteuning lijkt kwetsbare individuen te beschermen tegen allerlei mogelijke stresserende omgevingsfactoren die tot depressieve episodes kunnen leiden’ aldus Dr. Chiao, universitair docent Psychologie aan het Northwestern’s Weinberg College of Arts and Sciences5.
Een gemeenschapsleven kan dus een genetisch verworven vatbaarheid tenietdoen. Dit suggereert ook dat depressie een ziekte van afzondering en isolement is. Gevoelens van eenzaamheid en een gemis aan sociaal houvast kunnen een depressie dus uitlokken of verergeren.
Deze visie wordt ondersteund door onderzoek bij individuen die deel uitmaken van een lokale kerkgemeenschap. Uit een studie onder 230 kerkgangers bleek dat zij bijna nooit depressief zijn. Zelfs niet wanneer ze te kampen hebben met een laag inkomen6.
Stress is geen oorzaak
Een andere onderzoeker aan de Northwestern Universiteit, Dr. Eva Redei van de afdeling Psychiatrie en Gedragswetenschappen, trok de visie van de geneeskunde op depressie verder in twijfel. Zij omschrijft de huidige benadering als ‘simplistisch’. Haar uitgebreide onderzoek heeft aangetoond dat noch stress, noch een verstoring van de chemische balans in ons lichaam tot depressie leidt. Daardoor schieten stemmingsregulerende medicijnen zelden raak.
Haar laboratoriumonderzoek kon geen verband aantonen tussen stressgerelateerde genen en depressiegerelateerde genen. Met andere woorden: chronische stress en depressie zijn verschillende aandoeningen, met weinig of geen oorzakelijk verband. Desalniettemin verstrekken artsen vaker wel dan niet antidepressiva aan patiënten met stressproblemen7.
Dr. Redei is niet de enige die de theorie van het chemisch onevenwicht in twijfel trekt.
Sinds de publicatie van deze theorie in 1967 heeft geen enkel onafhankelijk klinisch wetenschappelijk onderzoek ooit voor afdoende bewijs gezorgd. Een volledige analyse van alle klinische onderzoeken, zowel gepubliceerde als ongepubliceerde, bracht het volgende aan het licht: in onderzoek dat financieel ondersteund werd door een fabrikant van SSRI’s werden resultaten verdraaid of achtergehouden wanneer deze de theorie niet ondersteunden8.
In een studie naar serotonine bleken zelfs mensen met zelfmoordneigingen hetzelfde serotoninegehalte te hebben als gezonde individuen.
Gezonde mensen wier serotoninegehalte opzettelijk laag werd gehouden werden niet depressief8. Ook is gebleken dat depressieve personen die een hoge dosis serotonine kregen hierop geen reactie vertoonden9.
Bryan Hubbard
1National Institute of Mental Health; www.nimh.nih.gov/health/publications/depression/complete-index.shtml
2Am J Manag Care, 2005; 11 [12 suppl]: S344-353
3Tsuang MT, Faraone SV. The Genetics of Mood Disorders. Baltimore, MD: Johns Hopkins University Press, 1990
4Biol Psychiatry, 1998; 44: 839-850
5Proc R Soc B: Biol Sci; published online October 28, 2009; doi:10.1098/rspb.2009.1650
6Health Soc Work, 2008; 33: 9-21
7Presentation at The Society for Neuroscience Annual Meeting, Chicago, IL, October 2009
8Pharmacopsychiatry, 1996; 29: 2-11
9Arch Gen Psychiatry, 1975; 32: 22-30