In Amerika mogen medicijnen nu zelfs op TV aan de man worden gebracht. Het gevolg is dat patiënten gericht om specifieke middelen vragen. Wie schrijft het recept: Patiënt of Dokter?
Dit voorjaar was ik op bezoek bij de universiteit van Chicago. Wat de meeste indruk op me maakte, was niet de immense omvang van Lake Michigan, niet de vlakte van de Great Plains en ook niet de deepdish pizza. Het meest overweldigd werd ik door medicijnen.
Ik kwam ze overal tegen: in tijdschriftadvertenties, bij de balies op de luchthavens, maar vooral in de ether. Telkens wanneer ik ’s morgens de tv aandeed voor het ontbijtjournaal, hoorde ik het ene spotje na het andere over Cialis of Claritine of de nieuwe slaappil Lunesta (eszopiclone).
Het is elf jaar geleden dat het Amerikaanse Congres, toen gedomineerd door de Republikeinen, toestond dat de farmaceutische industrie ging adverteren. Sindsdien richten de medicijnenfabrikanten hun marketing direct op het publiek.
Tussen 1997 en 2005 namen de bedragen die aan direct-to-consumer (DTC) marketing werden besteed, twee keer zo snel toe als de bedragen voor onderzoek en ontwikkeling van nieuwe producten of voor de promotie van bestaande middelen onder artsen.
In 2005 spendeerden de medicijnfabrikanten 4,2 miljard dollar aan DTC-advertenties, en dat cijfer stijgt per jaar nog steeds met 20 procent. Deze tactiek heeft een revolutie veroorzaakt in de manier waarop patiënten een middel krijgen voorgeschreven.
De consument raakt namelijk steeds meer vertrouwd met de laatste ontwikkelingen in geneesmiddelen en vraagt specifiek om een bepaald middel. Vorig jaar hield Consumer Reports een enquête waaruit bleek dat meer dan driekwart van de artsen die de enquête invulden, zei dat hun patiënten specifiek om middelen vroegen waarvoor op tv reclame was gemaakt.
Wat me nog meer alarmeerde is het feit dat meer dan tweederde van de artsen toegaf dat ze het middel dat hun patiënt vroeg, ook echt voorschreven. In plaats van een middel voor te schrijven dat zij zelf, arts met verstand van zaken, hadden geselecteerd, gaven ze patiënten een middel dat de patiënt zelf had uitgekozen.
Dat is op zichzelf al onwenselijk, maar het grootste probleem is dat een tv-reclame geen evenwichtige informatie geeft over de nadelen van een middel. Een team van de Universiteit van Georgia dat journalistiek en massacommunicatie onderzocht, analyseerde in 2007 gedurende een week wat er zich afspeelde in DTC-reclames.
Een van de conclusies was dat een gemiddelde commercial van een minuut minder dan acht seconden spendeerde aan bijwerkingen; een commercial van een halve minuut minder dan vier seconden. Ook verscheen er vrijwel geen bijwerking in woorden op het scherm: het gros werd in een korte voice-over genoemd.
Het mag duidelijk zijn dat ‘meds’, zoals ze heel knus in Amerika genoemd worden, steeds meer aan de man gebracht worden alsof het om een TicTac gaat, en net zo makkelijk weer door de wc gespoeld worden als er toch een vervelende bijwerking aan het licht komt.
Dat ze inderdaad in ruime hoeveelheden door de wc worden gespoeld, werd duidelijk uit het hoofdartikel van de vorige editie van Medisch Dossier, dat beschrijft hoeveel medicijnen in Amerika en Europa in het drinkwater terechtkomen.
Onderzoekers van de Amerikaanse Geological Service testten het water in een grote waterzuiveringsinstallatie die door twee kleine rivieren gevoed werd. In dat zogenaamd zuivere water vonden de onderzoekers sporen van veertig vrij verkrijgbare en voorgeschreven medicijnen.
Na jaren van strikte afzijdigheid wordt het Amerikaanse Congres nu eindelijk wakker en uit het kritiek op de Amerikaanse Food and Drug Administration, die de direct-to-consumer marketing reguleert. Ook houdt het Congres nu hoorzittingen over de manier waarop artsen geïnformeerd worden over nieuwe middelen.
Dit naar aanleiding van een aantal agressief in de markt gezette middelen waarvan later bleek dat de fabrikanten gegevens over ineffectiviteit en bijwerkingen achtergehouden hadden. Het blijkt dat de voorlichting voor artsen op dit moment voornamelijk bestaat uit gladde verkooppraatjes van de verkoopafdelingen.
In Amerika zijn er nu twee wetten in de maak die ervoor moeten zorgen dat artsen onbevooroordeelde informatie krijgen over de veiligheid van geneesmiddelen, en die Big Pharma moeten dwingen openbaar te maken hoeveel geld ze aan artsen geeft in de vorm van betalingen, geschenken, honoraria en reiskosten.
Die wetten zijn bepaald niet streng, maar vormen wel een eerste poging van de Amerikaanse regering artsen en patiënten te verlossen van de wurggreep die de pharmaceutische branche heeft op de informatievoorziening over haar producten. Ze zijn ook een blamage voor de FDA die blijkbaar te laks is geweest in het reguleren van deze industrie.
Laten we hopen dat ze volhouden.
Lynne McTaggart