Eindelijk beginnen er nieuwe geldstromen te komen voor medisch klinisch onderzoek naar alternatieve behandelingen die werkelijk nieuwe hoop bieden bij kanker. In 2004 deed dr. Andrew Vickers de beroemde bewering dat alternatieve behandelingen van kanker niet langer onbewezen waren: het was bewezen dat ze niet werkten. Die uitspraak deed hij nadat hij de klinische gegevens had beoordeeld van een aantal alternatieve behandelingen van kanker zoals vitamine C, hydrazinesulfaat, laetrile (vitamine B17, amygdaline) en anti-neoplastontherapie. Vicker is onderzoeker aan het Memorial Sloan-Kettering Cancer Center in New York. Hij schreef dat er een voldoende aantal goed gecontroleerde trials gedaan was met een aantal alternatieve behandelingen van kanker om te kunnen concluderen dat ‘het etiket “onbewezen” niet van toepassing is op deze behandelingen: het is tijd om vast te stellen dat veel alternatieve behandelingen “bewezen onwerkzaam” zijn’1. Toch is zijn conclusie de afgelopen vier jaar weer in twijfel getrokken door nieuwe onderzoeken naar een aantal alternatieve behandelingen, inclusief die welke zijn onderzocht door Vickers. Daaruit bleek dat er kankerbehandelingen zijn die wel degelijk een effectief alternatief bieden voor de reguliere opties van chemotherapie, bestraling en chirurgie.
Vitamine C opnieuw beoordeeld
Een voorbeeld is het gebruik van vitamine C, ofwel ascorbinezuur, als behandeling van kanker. Elke trial die tot op een paar jaar geleden gedaan werd, was gebaseerd op ascorbinezuur die oraal in tabletvorm werd ingenomen. Dit geldt ook voor een onderzoek waarnaar Vickers verwijst, met 150 patiënten met kanker in een vergevorderd stadium. De helft van hen kreeg vitamine C en de rest kreeg een placebo. Ongeveer 80 procent van de deelnemers in beide groepen was binnen twaalf weken overleden2. Maar pas sinds enkele jaren realiseren onderzoekers zich iets wat zelfs Linus Pauling, pionier op het gebied van vitamine C, niet doorhad: vitamine C moet per injectie in de ader (intraveneus) gegeven worden om effectief te zijn. Het lichaam kan geen grote hoeveelheden vitamine C opnemen en het is onmogelijk dat het de hoge concentraties vasthoudt die bij een therapie nodig zijn, en die de patiënt binnenkrijgt via voeding en supplementen.
‘Wanneer we op een dag voedsel eten dat in totaal meer dan 200 mg vitamine C bevat, bijvoorbeeld twee sinaasappelen en een portie broccoli, zal het lichaam voorkómen dat het bloedgehalte ascorbinezuur boven een bepaalde waarde komt,’ zegt Mark Levine, hoofd van de Molecular and Clinical Nutrition Section van het Amerikaanse National Institute of Diabetes and Digestive and Kidney Diseases (NIDDK). ‘Destijds was niet bekend dat alleen door injectie van ascorbinezuur de concentraties bereikt kunnen worden die nodig zijn om een anti-tumoreffect te bereiken. ’De wetenschap is inderdaad nu pas aan het ontdekken welke processen er optreden wanneer er vitamine C in zeer hoge dosering wordt geïnjecteerd. Normaliter is vitamine C een antioxidant die de cellen beschermt tegen de schadelijke effecten van vrije radicalen. Maar Levine en zijn collega’s hebben de hypothese getest dat ascorbinezuur bij injectie van hoge doseringen een pro-oxidant wordt. Dat zijn stoffen die vrije radicalen genereren en waterstofperoxide produceren. Die laatste kan tumorweefsel doden.
Bij hun eerste laboratoriumproeven met kankercellen ontdekten Levine en zijn medewerkers dat een hoge concentratie ascorbinezuur tegen kanker werkt in 75 procent van de cellijnen die ze testten, terwijl de normale, gezonde cellen gespaard bleven. De tweede stap van hun onderzoek was dat ze ascorbinezuur injecteerden in muizen met een slecht functionerend immuunsysteem en met snel uitzaaiende tumoren van de eierstokken, alvleesklier en hersenen (glioblastomen). Door de injecties nam de tumorgroei en de tumormassa af met 41 tot 53 procent. ‘Deze preklinische resultaten bieden een eerste stevige basis om farmacologisch ascorbinezuur te betrekken in de behandeling van kanker bij mensen,’ zo concludeerde Levine3. Op basis van de baanbrekende bevindingen van Levine en de nieuwe geldstromen die beschikbaar komen voor onderzoek en die niet van farmaceutische bedrijven afkomstig zijn, zijn er toepasselijker klinische trials gepland, met mensen met kanker.
Van oudsher is het onderzoek naar kanker altijd gefinancierd door ofwel de farmaceutische industrie ofwel instanties die afhankelijk zijn van giften van het publiek, zoals het Nederlands Kanker Instituut en KWF kankerbestrijding. Gewoonlijk nemen dit soort instanties altijd een conservatief standpunt in en financieren ze meestal alleen onderzoek naar reguliere behandelingen. Maar nu er nieuwe geldstromen gevonden worden, gaat er direct geld naar onderzoek met alternatieve behandelingen.
Een voorbeeld is het Carol Ann Schwartz Cancer Education Fund, dat zijn naam dankt aan een 56-jarige vrouw. Carol Ann Schwartz overleed in 1994 aan longkanker nadat ze te laat had ontdekt dat er alternatieve behandelingen waren waar ze wat aan gehad zou kunnen hebben. Dit fonds sponsort momenteel klinische trials aan Columbia University in New York met drie verschillende behandelingen: anti-neoplastontherapie, waarvan dr. Vickers beweerde dat het ‘bewezen onwerkzaam’ is; het voedingsprogramma van dr. Nicholas Gonzalez voor alvleesklierkanker; en de behandeling van dr. Charles Simone met haaienkraakbeen voor kanker van de longen, borsten, dikke darm en rectum (endeldarm), prostaat, blaas, hersenen en lymfeweefsel. Deze nieuwe onderzoeksprojecten zijn van vitaal belang als we een effectievere manier willen vinden om kanker te bestrijden, aldus Deborah Daly van de Universiteit van Columbia. ‘Op de langere termijn bezien reageert ongeveer de helft van alle kankerpatiënten niet op de reguliere behandelingen of de kanker komt bij hen weer terug, nadat in eerste instantie de therapie wel aansloeg, waarna ze uiteindelijk sterven aan uitzaaiingen of de ziekte zelf die zich verspreidt.’ Maar nu er eindelijk geldstromen zijn uit niet-farmaceutische hoek, ‘wijden de onderzoekers een groot deel van hun inspanningen aan een zoektocht naar betere behandelingen van kanker waarbij ze bevestigen dat ze beter zijn dan de bestaande behandelingen’.
Klinisch onderzoek in de toekomst
Hierna noemen we enkele onderzoeken die werden gepubliceerd na het overzicht van Vickers in 2004. Al deze onderzoeken zijn gevorderd tot het dierproefstadium, wat inhoudt dat ze reeds bewezen hebben dat ze effectief zijn in laboratoriumopstellingen.
Nadat ze ook effectief zijn gebleken bij proefdieren met kanker, zou het volgende onderzoeksstadium met menselijke proefpersonen moeten zijn. Een aantal van de genoemde behandelingen zijn echter zelfs al in klinische trials succesvol gebleken bij kankerpatiënten.
Amygdaline (laetrile)
Laetrile is de schone en geconcentreerde vorm van een natuurlijke stof genaamd amygdaline, die wordt gewonnen uit abrikoospitten. Meestal wordt de stof aan het begin van de behandeling intraveneus toegediend, en daarna, afhankelijk van de respons, uiteindelijk oraal.
In een onderzoek aan de Yiung Hee Universiteit in Zuid Korea bleek amygdaline kankercellen te doden bij prostaatkankerpatiënten. De onderzoekers verklaarden dat het een ‘waardevolle optie’ was voor de behandeling van prostaatkanker4. Bij een ander onderzoek, door andere onderzoekers maar aan dezelfde universiteit, vertraagde amygdaline de voortgang van colonkankercellen bij genetisch reageerbuisonderzoek5.
Anti-neoplastontherapie
De pionier in anti-neoplastontherapie was dr. Stanislaw Burzynski, een Poolse arts en wetenschapper die momenteel in Houston, Texas praktijk houdt. De behandeling is gebaseerd op de observatie dat kankerpatiënten een tekort hebben aan aminozuurcomponenten genaamd ‘peptiden’. Burzynski heeft een technologie ontdekt waarmee peptiden kunnen worden geproduceerd, die vervolgens geïnjecteerd kunnen worden in kankerpatiënten. Burzynski gaat ervan uit dat die peptiden kankercellen zullen omvormen tot gezonde cellen. Bij een onderzoek waarbij kinderen met laaggradige hersentumoren (gliomen) deze peptiden kregen toegediend, was bij 75 procent van hen een duidelijke vooruitgang te zien. Ook werd de therapie toegepast bij patiënten met colonkanker; 91 procent van hen die deze therapie kregen, leefde na vijf jaar nog steeds ten opzichte van slechts 39 procent van hen die alleen de gebruikelijke chemotherapie hadden gekregen6. Een casusrapport van een 40-jarige man met een hersentumor en een slechte prognose beschrijft dat hem op 655 achtereenvolgende dagen anti-neoplastonen werden toegediend. Hoewel pas na een jaar een volledige respons te zien was, is de man vier jaar na de behandeling nog steeds tumorvrij7.
Ellaginezuur
Ellaginezuur is een relatief nieuwe behandeling van kanker. Dit zuur zit in aardbeien, rode bessen en granaatappel. Bij laboratoriumonderzoek bleek het alvleesklierkankercellen te doden bij doseringen van 10 tot 50 mmol/l en bleek het met een factor 20 vertragend te werken op de groei van kankercellen, bij een dosering van 50 mmol/l8. Bij een ander onderzoek, met muizen met prostaatkanker, stopte ellaginezuur uit granaatappels de groei van prostaatkankercellen9. Deze positieve resultaten zijn een reden voor nader onderzoek bij mensen met prostaatkanker.
Elektronische behandelingen
Elektronische behandelingen zijn op verschillende manieren toegepast in de behandeling van kanker, bijvoorbeeld met behulp van elektrotherapie, magnetische resonantie, radiogolven, de Rife-frequentiegenerator (ontwikkeld door dr. Royal Rife in de jaren dertig) en ‘zappers’, ontwikkeld door dr. Hulda Clark.Van de behandeling met alternerende elektrische velden is aangetoond dat hij de groei van hersentumoren vertraagt in laboratoriumopstellingen, bij dieren en bij mensen. In een verkennend vooronderzoek, waarbij deze behandeling werd toegepast, waren tien patiënten bij wie hersentumoren steeds terugkeerden en die een overlevingsprognose van vijftien maanden hadden, meer dan zeventig maanden na de behandeling nog steeds in leven. Het enige bijverschijnsel was lichte tot matige dermatitis (huiduitslag) op de huid waar de elektroden waren aangebracht10.
Enzymtherapie
Enzymtherapie heeft twee hoofdvarianten: behandeling met voedselenzymen en proteolytische enzymen (proteases). Beide zijn gebaseerd op de theorie, ontwikkeld door John Beard, Ernst Krebs en Dean Burk, dat een kankercel een bekleding heeft van eiwitten die hem beschermen tegen de normale afweer van het lichaam. Bepaalde enzymen kunnen die bekleding echter oplossen waardoor de witte bloedcellen van het lichaam, ofwel de leukocyten, de kankercellen kunnen vernietigen. Het is jammer dat Wobe-Mugos E, een oraal middel met de enzymen trypsine, chymotrypsine en papaïne, en in Amerika de enige enzymtherapie die erkend en toegelaten wordt door de Amerikaanse geneesmiddel- en voedingsautoriteit de Food and Drug Administration (FDA), ineffectief is in combinatie met chemo- of radiotherapie11.
Lijnzaadolie
De pionier van het lijnzaadoliedieet was de Duitse biochemicus dr. Johanna Budwig. In haar dieet, dat zij in 1951 ontwikkelde, worden twee eetlepels lijnzaadolie toegevoegd aan 60 ml magere cottage cheese of een ander sulfurbevattend voedingsmiddel. Het idee is dat het immuunsysteem hierdoor versterkt wordt en de groei van kankercellen afgeremd. Volgens twee recente onderzoeken blijkt deze strategie te werken. Bij een van de twee bleek lijnzaadolie niet alleen de groei van borsttumorcellen bij laboratoriummuizen te vertragen, maar ook ging het de carcinogene (kankerverwekkende) effecten van soja-eiwitten tegen12. Bij het andere onderzoek, ook met muizen, werd aangetoond dat de olie de groei van kankercellen vertraagde door het anti-oestrogene effect bij vormen van borstkanker die door oestrogeen groeien13.
Iscador (maretak)
De maretak (Viscum album) is een kruidenmiddel dat volgens de school voor antroposofische geneeskunde van Rudolf Steiner kankerbestrijdende eigenschappen zou bezitten. Gewoonlijk wordt het in de vorm van een injectie gegeven. Het gebruik van dit middel om kanker te behandelen is echter controversieel, waardoor het middel alleen in Europese, met name Duitse centra gebruikt wordt. In Amerika is het verboden en daar wordt het zelfs niet meer geïmporteerd. Toch lijkt uit drie nieuwe onderzoeken op te maken dat het de groei van kankercellen kan vertragen, zoals Steiner voorspelde. In een serie van vier klinische trials overleefden alle patiënten met eierstokkanker die Iscador kregen toegediend , langer dan de vergelijkbare personen in de controlegroepen, ongeacht of de kanker was uitgezaaid of niet14.Soortgelijke levensverlengende effecten had Iscador bij patiënten met baarmoederhalskanker15. Als laatste was er een casusverslag over een 68-jarige man met kwaadaardige huidkanker. Van 1999 tot 2002 gebruikte hij alleen Iscador als behandeling. Zijn kanker was uitgezaaid tot in de lever maar verdween totaal. Sindsdien zijn er bij hem geen verdere uitzaaiingen gevonden16.
Krill-olie
Krill-olie is een visolie afkomstig van krill, kleine garnaalachtige beestjes die de hoofdvoeding vormen van walvissen. Deze olie bevat veel essentiële omega-3-vetten, met name DHA (docosahexaeenzuur). Voorstanders van dit middel zeggen dat het colonkanker in vroege stadia kan vertragen en zelfs kan keren, en dat het de levensverwachting van borstkankerpatiënten kan verlengen. In een onderzoek met ratten, dus of het van toepassing is op mensen moet nog blijken, vertraagde het met succes de groei en vermeerdering van colonkankercellen17.
Bewezen of bewezen onwerkzaam?
Toen Andrew Vickers concludeerde dat alternatieve behandelingen voor kanker bewezen onwerkzaam waren, was hij niet helemaal nauwkeurig. In zijn eigen publicatie geeft hij toe dat het voedingsprogramma van Nicholas Gonzalez zulke positieve resultaten had opgeleverd dat de volgende stap was om het te testen in een fase-III-trial (grootschalige gecontroleerde en ongecontroleerde trials) met patiënten. Vickers geeft ook toe dat sommige alternatieve kankercentra een goede klinische documentatie hebben die best in een trial gebruikt zou kunnen worden. Ze komen echter niet beschikbaar voor onderzoek omdat alternatieve hulpverleners vaak de motieven van de onderzoekers wantrouwen. Dat is niet zo verbazingwekkend, wanneer we weten dat de meeste trials worden gesponsord of anderszins beïnvloed door de farmaceutische industrie. Nu er echter fondsen beschikbaar zijn van onpartijdige bronnen, zouden alternatieve hulpverleners zich in de toekomst wellicht positiever kunnen opstellen tegenover trials met alternatieve behandelingen.Wat in elk geval reeds lang duidelijk is, is dat de conventionele benaderingen de strijd tegen kanker niet winnen. Jaarlijks sterven er wereldwijd ongeveer 7,6 miljoen mensen aan kanker, en bijna ieder van hen zal in elk geval een vorm van conventionele therapie gekregen hebben. In plaats van elke alternatieve benadering de kop in te drukken, uit te bannen of belachelijk te maken, is het zaak er eens met een open houding naar te komen. Misschien komen we er dan achter wat kanker is en hoe we deze ziekte moeten behandelen, of het antwoord daarop nu goed is voor de farmaceutische industrie of niet.
Bryan Hubbard
BRONNEN:
1CA Cancer J Clin, 2004; 54: 110-118
2N Engl J Med, 1979; 301: 687-690
3Proc Natl Acad Sci USA, 2008; 105: 11105-11109
4Biol Pharm Bull, 2006; 29: 1597-1602
5World J Gastroenterol, 2005; 11: 5156-5161
6Integr Cancer Ther, 2004; 3: 47-58
7Integr Cancer Ther, 2004; 3: 257-261
8World J Gastroenterol, 2008; 14: 3672-3680
9J Agric Food Chem, 2007; 55: 7732-7737
10Proc Natl Acad Sci USA, 2007; 104: 10152-10157
11Strahlenther Onkol, 2007; 183: 121-127
12J Toxicol Environ Health A, 2007; 70: 1888-1896
13Clin Cancer Res, 2007; 13: 1061-1067
14Arzneim Forsch, 2007; 57: 665-678
15Forsch Komplementärmed, 2007; 14: 140-147
16J Altern Complement Med, 2007; 13: 443-445
17Lipids Health Dis, 2008; 7: 30
De medische benadering van kankerDe Franse kankerspecialist George Mathé zei eens: ‘Als ik ooit kanker krijg, zou ik nooit naar een centrum gaan waar ze de standaardbehandeling geven. Kankerpatiënten die ver van zulke centra wonen, maken een kans.’ Ongelooflijk genoeg is dat een opvatting die veel kankerspecialisten met hem delen. Bij een enquête onder oncologen in Canada bleek dat de meerderheid van deze kankerspecialisten een chemotherapie zou weigeren omdat ze die beschouwen als onacceptabel toxisch (giftig) en grotendeels ineffectief1. Experts aan de Columbia Universiteit hebben erop gewezen dat de conventionele behandeling van kanker bij meer dan de helft van de patiënten faalt2. Jaarlijks stijgt het sterftepercentage aan kanker en vandaag de dag is kanker verantwoordelijk voor 13 procent van alle sterfgevallen volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (februari 2006)3, en dat ondanks de twee biljoen dollar (2000 miljard) die er in kankerbehandelingen is geïnvesteerd sinds de Amerikaanse president Nixon in 1971 de oorlog tegen kanker afkondigde. Hoewel er ongeveer 200 verschillende soorten kanker zijn, blijft de reguliere geneeskunde deze grotendeels behandelen met steeds dezelfde drie wapens: chemotherapie, bestraling, en operaties. Alle drie zijn ze erop gericht de kankergezwellen te verkleinen of te elimineren. De geneeskunde legt de nadruk op het succes van deze behandelingen als het gaat om beheersing, en soms zelfs eliminatie van kanker in een vroeg stadium en van zeldzame vormen van de ziekte. Toch veranderen ze maar weinig aan de vooruitzichten op de lange termijn van de meeste kankerpatiënten. Wijlen dr. Hardin Jones van de Universiteit van Californië in Berkeley zei eens dat ‘de mogelijkheid bestaat dat door behandeling de gemiddelde situatie alleen verergert’. Na decennia van onderzoek van de statistische gegevens en overlevingspercentages van kanker deed hij de controversiële uitspraak dat ‘patiënten even goed af zijn of beter, wanneer ze niet behandeld worden’. Hoewel hij die bewering in 1975 deed, is hij sindsdien nog niet weerlegd door ander onderzoek. 1Br J Cancer, 1986; 54: 661-667 |
Wat is kanker?
Een mogelijke reden dat de reguliere geneeskunde er maar niet in slaagt de strijd tegen kanker te winnen, is de manier waarop ze kanker beschouwt. De reguliere behandelingen zijn gericht op de tumoren zelf en zien de tumor niet als een manifestatie van een meer algemeen proces. Daardoor komt kanker vaak terug op een dodelijkere manier dan daarvoor. Onderzoekers aan de Universiteit van Californië in Berkeley hebben ontdekt dat kanker geen genetische ziekte is, maar een ziekte waarbij de normale celdeling verstoord is geraakt door externe factoren zoals chemicaliën, straling, stress en het moderne voedingspatroon1. Mauris L. Emeka, onderzoeker op het gebied van kanker, en auteur van het boek Fear Cancer No More2 en Cancer’s Best Medicine3, beschrijft kanker als een verkeerd functionerend proces dat leidt tot een kwaadaardige tumor. Hij zegt het zo: ‘Zie de kwaadaardige tumor aan voor wat hij is: een indicatie dat er een proces verkeerd loopt. De tumor is dus een zichtbaar symptoom dat aangeeft dat de stofwisseling in het lichaam niet correct werkt.’ Volgens Lothar Hirneise, oprichter en voorzitter van People Against Cancer in Duitsland, is de cruciale fout in de reguliere geneeskunde de aanname dat de oorzaak van kanker is dat cellen zich aanpassen.
Hij zegt het zo: ‘Dat is alsof je bij het domino spelen volhoudt dat de zevende domino gevallen is doordat de zesde omviel. In werkelijkheid viel die steen doordat de eerste steen viel. In de reguliere geneeskunde wordt de oorzaak van alles toegeschreven aan de zesde dominosteen en worden zaken als genen of toxinen als enige aangewezen als de oorzaak van kanker. Dat is een kleine, maar cruciale fout die dagelijks duizenden mensen het leven kost.’De vele gevallen waarin kanker onverwacht verdwijnt, kunnen een sleutel zijn tot kanker en een holistische behandeling ervan. Zoals Brian Goodwin, hoogleraar biologie in Engeland, het zegt: ‘Het fenomeen van remissie van kanker, waarbij de patiënt spontaan van zijn kanker geneest, moet veel grondiger worden onderzocht. Remissies kunnen na vele soorten prikkels in het hele lichaam ontstaan, zoals verandering van voeding, verandering van leefstijl en vele andere niet-specifieke invloeden.’ In het rapport uit 1993 genaamd Spontaneous Remission: An Annotated Bibliography, opgesteld door medisch onderzoeker Brendan O’Regan voor het Institute of Noetic Sciences in Sausalito in Californië, staan meer dan 1000 casusbeschrijvingen van plotselinge kering van het proces van kanker die niet te verklaren waren door een medische of andere interventie.
BRONNEN:
1Biochem J, 2000; 348: 497-506
2Port Orchard, WA: Apollo Publishing International, 2002
3 Port Orchard, WA: Apollo Publishing International, 2004
Volg het geldAl wordt een kankerpatiënt misschien niet beter van conventionele behandeling, er is in elk geval één groep die er wel beter van wordt: de farmaceutische industrie. Tegen 2012 zal de wereldwijde markt voor geneesmiddelen tegen kanker waarschijnlijk meer dan 65 miljard dollar opleveren. Roche, de Zwitserse geneesmiddelgigant, is een van de belangrijkste fabrikanten die van de zogeheten ‘kankerindustrie’ profiteert, zoals de gezondheidsactivist Ralph Moss het omschrijft. De twee chemotherapeutische middelen van Roche, Avastin (bevacizumab) voor colonkanker en Herceptin (trastuzumab) voor borstkanker, vormen een belangrijke bijdrage aan de jaarlijkse winststijging van 38 procent van dit bedrijf en aan de verkoopcijfers die elk jaar weer 10 procent stijgen. Avastin genereert zelfs jaarcijfers van 2,3 miljard dollar alleen al in Amerika. Hoewel die gunstige groeicijfers deels veroorzaakt worden doordat die middelen steeds meer worden gebruikt, komen ze grotendeels doordat de kosten van de middelen de pan uit rijzen. Een recept voor Avastin kan 4400 tot 8800 dollar per maand kosten en dat houdt volgens CBS News een prijsstijging van 15 procent ten opzichte van het voorgaande jaar in. Dat staat in verhouding met de kosten van chemotherapeutische middelen van andere producenten, die kunnen oplopen tot ongeveer 10.000 dollar. |
Rectificatie
Risico van longkanker na bestraling borstkanker niet 60 procent maar 2 procent.
Op pagina 5 is een onderzoek naar het resultaat van bestraling bij borstkanker verkeerd geciteerd.
Ten onrechte staat in het kader, onder Radiotherapie of bestraling, dat 60 procent van de vrouwen die voor hun borstkanker worden bestraald, later in het leven longkanker ontwikkelt. Deze onjuistheid is het gevolg van een verkeerde interpretatie van de cijfers uit voetnoot 5. In werkelijkheid stijgt het risico dat een patiënte met borstkanker na bestraling longkanker ontwikkelt, van een kleine 1 procent (het risico voor de gehele bevolking) naar 2 procent. Daar staat tegenover dat de totale overlevingskans door de reguliere behandeling toeneemt, met inbegrip van dit verhoogde risico van longkanker.