De medische wereld steekt graag de loftrompet over de reguliere behandeling van hartziekten, omdat dit waarschijnlijk de enige degeneratieve ziekte is waarvan het aantal sterfgevallen dalende is. Maar die zelfingenomenheid is wat prematuur. Hartziekten zijn nog steeds doodsoorzaak nummer één in het Westen.
Zo’n 40 procent van de sterfgevallen is eraan te wijten. In het hoofdartikel van deze maand valt te lezen dat er elke 37 seconden een Amerikaan overlijdt aan zijn hart. Daarom wordt in het Special Report van deze maand eens dieper ingegaan op de geneeskundige behandeling van hartziekten, om te zien waar het precies fout gaat.
De conclusie is behoorlijk verbluffend: doordat de geneeskunde het cholesterolgehalte als de boosdoener beschouwt, richt ze in feite haar pijlen op de eigen soldaten. In plaats van de vijand blijkt cholesterol juist het belangrijkste middel te zijn dat het lichaam op het laatste moment inzet om het hart-/vaatstelsel te herstellen.
In mijn beleving is hartziekte vooral een ziekte die verband houdt met emotionele pijn. De beroemde Amerikaanse hartspecialist dr. Dean Ornish ontdekte al eens dat roken, overgewicht, een sedentaire (zittende) leefstijl en een voedingspatroon met veel vet slechts de helft van het aantal hartziekten konden verklaren. Niet één risicofactor is zo belangrijk als isolement: van andere mensen, van de eigen gevoelens en van een hogere macht.
In een onderzoek werden bijna 20.000 mensen tot negen jaar lang gevolgd. Eenzame en geïsoleerde mensen hadden twee- tot driemaal zoveel kans te overlijden aan een hartziekte of een andere oorzaak als diegenen die zich verbonden voelden met anderen.
Deze resultaten werden niet beïnvloed door risicofactoren als verhoogd cholesterol, hoge bloeddruk en roken1.Recent is er onderzoek gedaan naar een verschijnsel genaamd het stress-cardiomyopathie of ook wel ‘gebroken-hart-syndroom’, waarbij een emotionele schok, zoals het verlies van een dierbare, leidt tot disfunctie van de linker hartkamer (ofwel linker ventrikel; de belangrijkste pompkamer van het hart).
In één onderzoek, aan de Johns Hopkins University, werd ontdekt dat vrouwen met dit syndroom, dat vaak tot hartfalen leidt, geen van de bekende risicofactoren voor hartziekte hadden. Enkel rouw en verdriet hadden een dermate hoog gehalte aan stresshormonen opgewekt, met name adrenaline, dat die het hart ‘lam legden’ en dit letterlijk brak2.
De rol van sociale verbindingen bij hartziekte is duidelijk op te maken uit de cijfers over hartaanvallen van Nevada versus die van Utah. Dit zijn Amerikaanse staten die naast elkaar liggen en een soortgelijke verdeling van ethnische groepen hebben, evenals vergelijkbare cijfers aangaande opleidingsniveau, al is Nevada de meest succesvolle staat in die zin dat de inkomens 15 tot 20 procent hoger liggen. Toch hadden deze twee staten extreem uiteenlopende aantallen sterfgevallen door een hartaanval.
Nevada had een van de hoogste sterftecijfers van het land terwijl Utah een van de laagste had. Het grootste verschil tussen deze twee staten was de stabiliteit van sociale structuren en hechte gezinnen in het voornamelijk Mormoonse Utah, tegenover de hoge mate van gebroken en disfunctionele gezinnen in Nevada. Volgens de onderzoekers was het de verzwakking van het sociale vangnet dat de grootste invloed had op het verschil in mortaliteit3.
Bij sommige inheemse volkeren is een hartziekte zeldzaam, zelfs wanneer de inwoners het westerse voedingspatroon overnemen. Een groep onderzoekers die bijvoorbeeld de oorspronkelijke bevolking bestudeerde van de Salomonseilanden, ontdekte dat deze mensen geen ziekte van de kransslagaderen (coronair lijden) of hoge bloeddruk hadden, ook niet nadat ze de westerse eetgewoonten en religieuze gebruiken hadden overgenomen. Dat was voor de onderzoekers onverklaarbaar, totdat ze een factor ontdekten die gelijk gebleven was: de sociale banden en rollen binnen de families4.
In plaats van zich druk te maken over ons cholesterolgehalte zouden onze dokters zich dus wat meer mogen bekommeren om de belangrijkste diagnostische test die er bestaat: hoe het staat met uw vriendenkring.
Lynne McTaggart
BRONNEN:
1 Am J Epidemiol, 1988; 128: 370-380
2 N Engl J Med, 2005; 352: 539-548
3 Fuchs V. Who Shall Live? New York: Basic Books, 1975
4 Circulation, 1974; 49: 1132-1146