De behandeling van diabetes type 1 wordt een groot medisch succesverhaal genoemd. De gangbare opvatting is dat de ziekte niet te genezen is, maar goed te behandelen met dieetvoorschriften en medicijnen. Natuurlijk was de ontdekking van insuline baanbrekend. Frederick Banting en zijn collega’s van de Universiteit van Toronto slaagden er in 1921 voor het eerst in om insuline uit de alvleesklier van kalveren te gebruiken om mensen met diabetes te behandelen. Sindsdien kunnen mensen met de ziekte een relatief normaal leven leiden.
Dat neemt niet weg dat het nog steeds een ziekte is die veel leed veroorzaakt: wereldwijd zijn minstens 1,5 miljoen sterfgevallen per jaar direct toe te schrijven aan diabetes. In Nederland waren dat er in 2015 ruim 2800. Mensen met diabetes type 1 krijgen na een aantal jaren te maken met hart- en vaatproblemen. Ze hebben 2 tot 4 keer zo vaak als anderen te maken met de gevolgen daarvan: een hartinfarct, beroerte, of pijn in of zelfs amputatie van de onderste ledematen. Ook de kleine bloedvaatjes lopen schade op, wat leidt tot allerlei andere aandoeningen: slecht zien, blindheid, nierschade, erectiestoornissen, depressie en zenuwschade.
Daarnaast kennen we diabetes type 2, de epidemie van de 21e eeuw. Er zijn naar schatting 86 miljoen Amerikanen, met een veel te hoge bloedsuikerspiegel, die op het punt staan deze ziekte te krijgen.
Tot nu toe is er geen simpele, eenduidige verklaring voor beide vormen van diabetes. Diabetes type 1 is vooral een auto-immuunziekte, waarbij het lichaam de eigen alvleesklier aanvalt. De ziekte wordt beschouwd als een ongelukkige genetische speling van het lot en is niet te genezen. Als uw alvleesklier het eenmaal begeeft, dan is dat onomkeerbaar.
Diabetes type 2 wordt volledig toegeschreven aan ongezond eten en te weinig beweging. Daarom is deze aandoening beter te behandelen. Maar het feit blijft dat die behandeling vaak niet meer is dan wat voedingsadviezen en medicijnen: een doekje tegen het bloeden.
In ons hoofdartikel deze maand kijkt Celeste McGovern naar grensverleggend nieuw onderzoek, waaruit blijkt dat beide vormen van diabetes wel degelijk te behandelen zijn, en mogelijk zelfs te genezen. Er is voor het eerst bewijs gevonden dat een niet werkende alvleesklier misschien toch weer wakker kan worden geschud. Dat zou kunnen door veel lichaamsbeweging, aangepaste voeding, bepaalde supplementen, zoals vitamine D, of met probiotica.
Nieuw onderzoek toont aan dat een gebrekkig microbioom – de microscopische populatie van goede bacteriën, die steeds vaker een belangrijke factor bij allerlei biologische processen blijkt te zijn – ook een centrale rol speelt bij de ontwikkeling van diabetes.
De aanwezigheid van bepaalde typen bacteriën in uw darmen is te vergelijken met het dragen van een kogelwerend vest. Het herstel van een gezonde darmflora kan zelfs helpen om een verstoorde glucosestofwisseling, de onderliggende oorzaak van diabetes, weer te herstellen. Dat blijkt uit nieuw onderzoek, dat echter vooral bij dieren is gedaan. Het is nog niet duidelijk of deze bevindingen ook voor mensen kunnen gaan gelden.
Vaak speelt beschadiging van de darmflora aan het begin van ons leven – als de darmflora gevormd wordt – een rol bij het ontstaan van diabetes. Die schade ontstaat door omgevingsfactoren. De Australische chemicus dr. Lisa Landymore-Lim onderzocht voor haar promotieonderzoek een groep kinderen met diabetes, en daarbij ontdekte ze een aantal verbanden. Ze begon te vermoeden dat medicijngebruik de oorsprong vormde van diabetes bij kinderen. De ziekte kwam namelijk niet in elk land even vaak voor, en de kinderen kregen op steeds jongere leeftijd diabetes.
Toen ze verder keek, ontdekte ze een mogelijk verband tussen jeugddiabetes en een hoge blootstelling aan receptgeneesmiddelen, zowel bij zwangere vrouwen als bij kinderen op jonge leeftijd. Het ging om uiteenlopende medicijnen: van kalmerende middelen (benzodiazepinen) tot middelen tegen een miskraam of ochtendmisselijkheid. Maar de medicijnen die ze het meest tegenkwam, waren antibiotica die de moeder tijdens haar zwangerschap had gekregen om een infectie te bestrijden.
Omdat Landymore-Lim scheikunde had gestudeerd, wist ze dat sommige van die medicijnen qua structuur overeenkomsten vertoonden met bepaalde medicijnen waarvan bekend is dat ze diabetes veroorzaken. De belangrijkste overeenkomst was dat ze zich allemaal konden binden aan zink. Aangezien de alvleesklier een orgaan is met een enorme zinkvoorraad, zegt ze, binden de stoffen uit het medicijn zich aan het zink in de bètacellen van de alvleesklier. Daardoor verdrijven ze sommige of alle insulinemoleculen die daar aanwezig zijn.
Dat leidt tot schade aan de alvleesklier en het ‘activeert het afweersysteem van ons lichaam, dat vervormde cellen waarneemt en die als lichaamsvreemd beschouwt,’ schreef ze.
Dit alles wijst erop dat schade aan de darmen een cruciale rol speelt bij deze onbegrijpelijke aandoening. En als diabetes in de darmen begint, dan ligt daar misschien ook de oplossing.