Via de achterdeur komen talloze soorten genetisch gemodificeerde en gemanipuleerde voedingsmiddelen de voedselketen binnen. Veel mensen eten deze producten zonder dat ze dit weten of er een keuze in hebben. Cate Montana bespreekt in het laboratorium gekweekte ‘knutselvoeding’, en hoe ons lichaam hierop reageert.
Ken je de uitdrukking ‘Je bent wat je eet’? Zij komt van de beroemde Franse advocaat en voedselliefhebber Jean Anthelme Brillat-Savarin, die in 1826 het zevendelige boek De fysiologie van de smaak schreef. Met dit boek wilde hij laten zien dat het karakter van mensen – hun gedrag, morele waarden, gezondheid en kijk op het leven – wordt bepaald door het voedsel dat ze eten.
Uit een onderzoek blijkt dat Amerikaanse consumenten bereid zijn 5 tot 28% meer te betalen voor niet-genetisch gemodificeerde producten, dan voor producten die genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) bevatten.1
En de markt voor biolo-gisch voedsel breidt zich snel uit. In 2020 steeg de verkoop van biologisch voedsel in Duitsland met bijna 25% en in Frankrijk met 12%. Het Verenigd Koninkrijk (VK) zag een stijging van 30% tussen 2017 en 2021.2
Het samengestelde groeipercentage van de wereldmarkt voor biologisch voedsel is 11,8%. Consumenten snappen steeds beter
hoe belangrijk het behoud van een sterk immuunsysteem is en wat de slopende gezondheidseffecten zijn van onkruidverdelgers, pesticiden, conserveermiddelen, kunstmatige ingrediënten, sterk bewerkte voe-dingsmiddelen en ‘knutselvoeding’ uit de biotechnologische industrie.3
Deze producten worden ook wel ‘ frankenfoods’ genoemd, naar het monster van Frankenstein. Op medischdossier.org vind je hierover extra informatie.
De effecten van synthetisch voedsel op het hormoonstelsel zijn nog onbekend
Ondanks deze gezondheidstrend wordt momenteel meer dan 90% van de maïs, sojabonen en katoen in de VS geproduceerd met behulp van ge-netisch gemanipuleerde (gg) zaadvariëteiten, ontwikkeld voor een betere weerbaarheid tegen onkruidverdel-gers en insecten en een grotere tole-rantie voor droogte en verschillende schimmels. Andere gewassen die vaak onderwerp zijn van genetische manipulatie zijn alfalfa (luzerne), koolzaad (canola) en suikerbieten.4
Via de achterdeur
In de VS kwamen in de jaren tachtig van de vorige eeuw voor het eerst twee gg-producten op de markt: een gg-enzym genaamd ‘recombinant chymosine’, dat wordt gebruikt bij de kaasproductie en beter bekend staat als stremsel, en een groeihormoon genaamd ‘recombinant boviene soma-totrofine’ (BST) dat is gemaakt zodat koeien langer melk blijven geven. Melkkoeien die ermee worden geïn-jecteerd, zijn tot 45% vatbaarder voor uierontsteking, een zeer pijnlijke aandoening.5 Dit bracht ook een van de eerste grote anti-gmo-voedselbe-wegingen op gang in de VS.
In 1991 splitste het Amerikaanse bedrijf DNA Plant Technologies een gen van een vis, de Amerikaanse winterschol, in een poging een tomaat te kweken die bestand was tegen strenge vorst en lange perioden van koelopslag. Het werkte niet en kwam nooit op de markt.6 In 1994 werd de Flavr Savr-tomaat (ook bekend als CGN-89564-2), gemaakt door Calgene Inc., het eerste gg-voedsel dat was goedgekeurd voor consumptie in de VS.
De introductie van deze tomaat was een technologische sensatie, maar gezien de angsten van de consument en het prijskaartje (Flavr Savr-tomaten waren tweemaal zo duur als andere beschikbare tomaten) was hem geen lang leven beschoren.
Gemanipuleerd voedsel is echter via de achterdeur naar binnen geglipt. Naar schatting 75% van de bewerkte voedingsmiddelen in de VS bevat al ten minste één ingrediënt uit gg-gewassen.7
Op voedseletiketten hoeft van de Amerikaanse voedsel-waakhond FDA niet vermeld te staan of er gg-ingrediënten in een levens-middel zitten. Ook schijft de FDA geen voedselveiligheidstests voor, vóórdat gg-producten op de markt komen. Daardoor eten vele miljoe-nen Amerikaanse mannen, vrouwen en kinderen deze voedingsmiddelen zonder dat ze dit weten of er een keuze in hebben.
In het VK moet het op het etiket wor-den vermeld als een voedingsmiddel ggo’s en/of met ggo’s geproduceerde ingrediënten bevat. Uit enquêtes blijkt echter dat consumenten in het VK grotendeels onwetend zijn over genetisch gemanipuleerd voedsel, wat de meeste mensen verwarren met genetisch gemodificeerde gewassen.
In het VK wordt een onderscheid gemaakt tussen genetisch gemanipuleerd en genetisch gemodificeerd. Bij genetische manipulatie, of genoombewerking, wordt het DNA van een organisme aangepast, terwijl bij genetische modificatie vreemde genen worden geïntroduceerd.8
De EU, een bolwerk tegen de teelt van gg-gewassen binnen haar grenzen, staat wel allang de invoer toe van ongeveer 50 miljoen ton gg-graan per jaar.9 In augustus 2021 gaf de EU toestemming voor de invoer van ze-ven gg-gewassen – drie soorten maïs, twee soorten sojabonen en koolzaad voor olie en katoen – in landen die dat wilden. Momenteel houdt Rusland, met een verbod op de invoer van gg-granen en de teelt van gg-gewassen, de poot nog het meest stijf.
In het algemeen lijkt de bereidheid van consumenten in westerse landen om gemodificeerd voedsel te eten, af te hangen van de mate van genetische manipulatie. Ze snappen het nut van aanpassing van gewas-sen omwille van weerstand tegen insecten en ziekten, veranderende weersomstandigheden, verbeterde voedingsprofielen, langere houdbaarheid en een betere textuur en smaak. De meeste mensen zijn ook bereid om voedselproducten te kopen en te eten die qua voedingswaarde zijn verbeterd, zoals ontbijtgranen gemaakt van met synthetisch calcium verrijkte ggo-granen.
Van plant-naar-plant-modificaties, waarbij genen van verschillende soorten planten worden gecombi-neerd, zijn echter minder aantrek-kelijk. Het is niet verwonderlijk dat technologieën voor genoverdracht van dier naar plant (zoals de ‘winter-schol-tomaat’) nog minder vertrouwen en interesse wekken.10

Lichaamsvreemd voedsel
Naast ggo-gewassen en de daarmee gevoerde dieren die wij weer eten, worden ook veel vitaminensupple-menten en vitaminen die in verrijkt voedsel zitten, synthetisch gemaakt met behulp van ggo’s. Volgens LaS-hay Canady, voedingsdeskundige en uitvoerend directeur van de International Foundation for Nutrition and Health in Aurora, Colorado, zijn de belangrijkste vragen met betrekking tot genetisch gemodificeerd voedsel en synthetische vitaminen: hoe verwerkt je lichaam ze en blijft je lichaamschemie in evenwicht als je dergelijke dingen binnenkrijgt?
‘Als het om synthetische stoffen gaat, is onze eerste gedachte: wat doet dat in het lichaam?’, zegt Canady. ‘Het menselijk lichaam volgt een natuurlijk proces van selectieve opname. Als je natuurlijk, volwaardig voedsel eet, kiest je lichaam automatisch wat het nodig heeft uit dat voedsel en wordt het verwerkt zoals het hoort. Maar als je je lichaam dwingt iets te verwerken dat lichaamsvreemd is, dan volgt er een reactie. Maar is dat de reactie die je wilt? Het lichaam dwingen iets op te nemen heeft consequenties.’
Canady gebruikt als voorbeeld synthetische vitaminen, die sinds eind jaren veertig op de markt zijn en nu 90% van alle wereldwijd verkochte vitaminen uitmaken. Ze wijst op de felgele urine die de meeste mensen krijgen als ze hoge niveaus van synthetische vitaminen binnen krijgen, zoals vitamine C, vitamine A en vitamine D2.
‘Je kunt deze vitaminen wekenlang innemen en dan nog kan bloedon-derzoek uitwijzen dat je een tekort aan die vitaminen hebt’, zegt Canady. ‘Dat is een perfect voorbeeld van niet-selectieve absorptie. Het lichaam weigert de synthetische producten te verwerken en het resultaat is zeer dure, gele urine. Als je je vitaminen uit volwaardige voedingsmiddelen haalt, zal je lichaam de vitaminen gewoon opnemen en zal er niet zoveel van worden uitgescheiden in de urine.’
Effecten op het hormoonstelsel?
Het grote probleem met het eten van synthetisch voedsel waarvan de effecten nog niet goed bekend zijn, is de relatie tussen voedsel en het endocriene systeem (het hormoon-stelsel). Het endocriene systeem maakt hormonen aan die bijna alle lichaamsprocessen reguleren: groei en ontwikkeling, metabolisme, zin in seks, emoties en slaap.
Voedsel voedt de endocriene organen, zoals de hypofyse, de schild-klier, de bijschildklier, de lever en de alvleesklier, die op hun beurt de rest van het lichaam en zijn organen via de bloedbaan voeden. Als de synthe-tische stoffen uit het lichaam worden gespoeld en niet goed worden ver-werkt, kunnen cellen ‘uithongeren’ en degenereren, omdat ze de grond-stof die ze nodig hebben niet krijgen.
Canady: ‘Neem bijvoorbeeld grasge-voerd rundvlees. Er staan dieren op een mooie, rijke, vruchtbare grond; het gras groeit op deze vruchtbare grond en de dieren eten dat heerlijke, groene, rijke gras. Er vindt fotosynthese plaats en voedingsstoffen uit de grond worden opgenomen. Als je het vlees daarvan eet, krijgt je lichaam voeding uit bekende en onbekende bronnen. Wat je binnenkrijgt uit in het laboratorium gekweekt voedsel, zonder fotosynthese, zonder stoffen uit de bodem… Ik weet het niet.’
In het geval van synthetische vitami-nen wijst onderzoek keer op keer uit dat ze qua biologische beschikbaar-heid vergelijkbaar zijn met vitami-nen op basis van volwaardige voe-ding (die gele urine doet er even niet toe). Maar sommige onderzoeken tonen aan dat vitaminen uit volwaar-dige voedselbronnen beter door de spijsvertering worden verwerkt en gezonder zijn. Een natuurlijk B-vita-minecomplex heeft een sterker effect op de stofwisseling dan een synthetische variant.11
Vitamine D3-suppletie uit natuurlijke bronnen is effectiever dan synthetische vitamine D2.12 Lammeren die natuurlijk voer op basis van hooi krijgen, vertonen gezondere niveaus van vitamine E en vetzuren, dan lammeren gevoerd met granen aangevuld met synthetische vitamine E.13 Melkkoeien die gras eten dat van nature vitamine E-rijk is, produceren melk met een hoger vi-tamine E-gehalte dan koeien gevoerd met synthetische vitamine E.14 Gevogelte dat voer krijgt dat is aangevuld met natuurlijke vitamine E versus synthetische, produceert minder van ontstekingsbevorderende cytokines (kleine eiwitten die betrokken zijn bij celsignalering), en hetzelfde geldt voor paarden.15

Voedsel in zijn puurste, natuurlijke staat is liefde, energie en levenskracht
‘Substantiële gelijkwaardigheid’
Als het om voedselveiligheid gaat wordt in de industrie de term
‘substantiële gelijkwaardigheid’ gebruikt. Deze term geeft aan dat een nieuw voedingsmiddel, met name een gg-voedingsmiddel, even veilig is als een soortgelijk traditioneel voedingsmiddel waarvan de veiligheid allang is vastgesteld. In een Voedsel-veiligheidsrapport stelden de We-reldgezondheidsorganisatie (WHO), de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
(OESO) en de Voedsel- en Landbouw-organisatie van de Verenigde Naties (FAO) vast dat gmo-voedsel qua voedingswaarde vergelijkbaar is met conventionele variëteiten van tarwe, maïs en tomaten die momenteel op de markt zijn, daarbij verwijzend naar substantiële gelijkwaardigheid. Een zeer kritisch document (Fatal Flaws in Food Safety Assessment: Critique of the Joint FAO/WHO Biotechnology and Food Safety Report) wijst echter op ‘flagrante tekortkomingen’ in de beoordeling, waaronder het feit dat substantiële gelijkwaardigheid (in het Engels afgekort tot SE) van een gemanipu-leerde stof niet gebaseerd hoeft te zijn op een vergelijking met dezelfde planten- of dierenvariëteit in haar natuurlijke vorm.
‘Het genetisch gemodificeerde voedsel kan worden vergeleken met alle variëteiten binnen de soort’, schrij-ven de auteurs. ‘Het kan de slechtste kenmerken van alle rassen hebben en toch als SE worden beschouwd. Een ggo-product zou zelfs kunnen worden vergeleken met een product van een totaal niet-verwante soort.
Erger nog, er zijn geen vastgestelde tests die producten moeten ondergaan om te bepalen of ze aan SE voldoen.’16 Een literatuuronderzoek naar veiligheidsbeoordelingen van gg-planten stelt niet bepaald gerust. Uit die stu-die blijkt dat de meeste veiligheidsstudies naar ggo’s zijn gefinancierd en uitgevoerd door dezelfde biotech-nologiebedrijven die ze op de markt proberen te brengen.17
De systeembiologie voorspelt een aanzienlijke ophoping van formaldehyde en een significante afname van de antioxidant glutathion in ggo’s.18 Er zijn hoge niveaus van nier- en levertoxiciteit gevonden bij ratten die ggo-maïs eten.19 Verhitte ggo-oliën, zoals canola- en sojaolie, dragen bij aan ontstekingen en oxidatieve stress.20 Consumptie van genetisch gemodificeerde canola-olie is gekoppeld aan gewichtstoe-name, neuropathologie en amyloïde plaques bij muizen,21 evenals aan hartletsels bij ratten.22
Een ander punt van zorg zijn de ongewenste bijwerkingen door
het gebruik van chemicaliën op gg-gewassen. Uit studies blijkt dat er waarschijnlijk glyfosaatresi-duen uit gemanipuleerde ‘Roundup Ready’-gewassen terechtkomen in de consument.23
Gebrek aan voedingswaarde
Een van de grootste problemen met kunstmatige voedingsmiddelen die in laboratoria zijn gekweekt uit genetisch gemanipuleerde microben, gisten en bacteriën, is hun inherente gebrek aan voedingswaarde. Dit betekent dat er weer voedingsstoffen in de vorm van vitaminen, enzymen en vetzuren aan het eindproduct moeten worden toegevoegd. En dat terwijl het proces van verrijking al problematisch is gebleken bij regu-liere bewerkte voedingsmiddelen waaruit voedingsstoffen zijn gehaald bij de vervaardiging. De Environ-mental Working Group (EWG) heeft een rapport uitgebracht waaruit blijkt dat sommige reguliere verrijkte voedingsmiddelen vitaminegehalten bevatten die veel te hoog zijn voor kinderen en dat bijna de helft van de kinderen tussen de 2 en 8 jaar zoveel zink en vitamine A binnenkrijgen dat het gevaarlijk zou kunnen zijn.24
Een andere studie toont aan dat kinderen mogelijk te veel zink, retinol, foliumzuur, selenium en koper binnenkrijgen uit verrijkte voedingsmiddelen, en volwas-senen mogelijk te veel calcium en ijzer.25 Een overmaat aan folium-zuur plus vitamine B12, een combi-natie die vaak voorkomt in verrijkt voedsel, is in verband gebracht met kanker en verhoogde sterfte door alle oorzaken.26
En dan zijn er nog de gevaren voor het milieu die gepaard gaan met de introductie van gg-stoffen in de voed-selketen. Over het algemeen worden de huidige studies van de industrie als onvoldoende beschouwd als basis voor adequate regelgeving.23
En de studies die zijn gedaan naar de gevaarlijke effecten van gg-voedsel en diervoeder op het planten- en dierenleven zijn tegenstrijdig.27 Nog afgezien van de onbekende impact op ecosystemen, is het een grote zorg dat gg-gewassen zouden kunnen kruisen met wilde soorten, zodat er nieuw onkruid ontstaat dat bestand is tegen onkruidverdelgers.
Een perfect voorbeeld van hoe ge-netische modificatie van bestaande gewassen tot ecologische problemen kan leiden, is de recente ontwikke-ling van oliehoudende gewassen. Daarbij worden meervoudig onverzadigde omega 3-langeketenvetzuren uit koudwatervissen genetisch gesplitst om de voedingswaarde van de olie te verbeteren, zodat kool-zaadgewassen kunnen concurreren met commerciële visolie van in het wild gevangen vis. Het toevoegen van een uit de oceaan voortkomende verbinding aan een plant op het land, een stof waaraan insecten nooit zijn blootgesteld, heeft geleid tot misvorming van de lichamen en vleugels van bepaalde vlinders.28 De mogelijke bijwerkingen op andere bestuivers, zoals (niet-plaag)vlinders en bijen, zijn onbekend.
Al met al is het duidelijk dat de gezondheids- en milieukwesties rond de ontwikkeling van genetisch gemodificeerde synthetische voedingsmiddelen eerst beter dienen te worden beoordeeld en begrepen.
‘We hebben het hele onderwerp voeding veel ingewikkelder ge-maakt dan het in werkelijkheid is’, zegt Jenifer Daruty, een holistische gezondheidsdeskundige in Wailuku, Hawaï. ‘Eten is brandstof om je in leven te houden en je energie te geven. Vanuit het oogpunt van de voedingsleer is het letterlijk brandstof.
Maar eten kan je ook emotionele brandstof geven, wat heel leuk, gezellig en fijn kan zijn. Als je bijvoorbeeld met vrienden een met veel liefde bereide maaltijd zit te eten van lokale biologische produc-ten, word je ‘gevoed’ met een gevoel van verbinding en andere positieve gevoelens.
Er zijn zoveel verschillende redenen waarom ik mensen zou aanraden weg te blijven van synthetische voedingsmiddelen en alleen volwaardige voeding te eten. Een van de belangrijkste dingen is intentie. Dit klinkt waarschijnlijk heel raar, maar er zit liefde achter voedsel dat zo dicht mogelijk bij de natuurlijke staat blijft. De boer die de zaden plant en de gewassen oogst, legt liefde in het eten, wat een heel andere uitwerking heeft dan iets dat in een laboratorium wordt gekweekt. We kunnen voedsel beschouwen als liefde, energie en levenskracht als het in zijn puurste, natuurlijke staat is gekweekt; dat gaat niet op voor voedsel dat uit een laboratorium komt.’
Dit artikel verscheen eerder in WDDTY nov 2022.