Wat we van moment tot moment denken en voelen, heeft diepgaande invloed op onze genen en de helende moleculen in ons lichaam, zegt Joe Dispenza in zijn nieuwste boek.
Door Joe Dispenza
In 1976 schreef politiek journalist Norman Cousins in het gerenommeerde medische tijdschrift The New England Journal of Medicine over hoe hij lachen inzette tegen een ernstige ziekte. Later deed hij hiervan opnieuw verslag in de bestseller De ontleding van een ziekte zoals waargenomen door de patiënt: bespiegelingen over herstel.1
Cousins’ arts had een degeneratieve (invaliderende) ziekte bij hem vastgesteld: spondylitis ankylopoetica, beter bekend als de ziekte van Bechterew. Dat is een vorm van gewrichtsontsteking waarbij het collageen – het vezelachtige eiwit dat als steunweefsel voor onze cellen dient – wordt afgebroken, wat leidt tot verstijving van de gewrichten. Hij kreeg te horen dat zijn kans op herstel, één op vijfhonderd was. Cousins leed ondraaglijke pijn en kon zijn armen en benen zo moeilijk bewegen dat hij zich in bed nauwelijks kon omdraaien. Er verschenen korrelige bultjes onder zijn huid en toen de ziekte op zijn ergst was, kon hij zijn kaken bijna niet van elkaar krijgen.
Hij was ervan overtuigd dat zijn aanhoudende negatieve gemoedstoestand aan zijn ziekte had bijgedragen. En daarom bedacht hij dat het evenzeer mogelijk was dat een positievere gemoedstoestand, de schade zou kunnen herstellen. Terwijl Cousins onder behandeling bleef bij zijn arts, begon hij aan een kuur van hoge doses vitamine C en komische films. Hij ontdekte dat tien minuten flink lachen, hem twee uur slapen zonder pijn opleverde. Uiteindelijk waren zijn klachten volledig verdwenen. Cousins lachte zichzelf eenvoudigweg beter.
Lachen herprogrammeert de genen
Hoe kan dat? Destijds waren wetenschappers niet in staat om een dergelijk herstel te begrijpen of uit te leggen. Maar inmiddels weten we uit nieuw onderzoek dat hier psychosomatische processen aan het werk waren: processen waarbij de geest het lichaam beïnvloedt. Cousins omslag in levenshouding veranderde de chemie in zijn lichaam, waardoor hij zijn genen op een nieuwe manier kon programmeren. Hij deactiveerde simpelweg de genen die zijn ziekte veroorzaakten (schakelde ze ‘uit’) en activeerde de genen die verantwoordelijk waren voor zijn herstel (schakelde ze ‘in’).
Vele jaren later ontdekten onderzoekers van de Foundation for Advancement of International Science in Japan hetzelfde.2 In een onderzoek dat werd geleid door Takashi Hayashi, keken diabetespatiënten een uur lang naar een komische film. Daarna bleken 39 genen geactiveerd te zijn, waarvan er 14 de werking beïnvloedden van naturalkillercellen, die een rol spelen in het immuunsysteem. Deze genen waren geen van alle betrokken bij het regelen van de bloedsuikerspiegel. Toch was de bloedsuikerspiegel van de patiënten beter in de hand te houden na een uur lachen dan na een lezing over diabetes, die ze op een andere dag kregen.
De onderzoekers vermoedden dat lachen veel genen beïnvloedt die samenhangen met immuunreacties, en dat die op hun beurt weer bijdragen aan een betere beheersing van de bloedsuikerspiegel. Doordat de patiënten opgevrolijkt waren, veranderde hun patroon van actieve genen. Dat beïnvloedde de naturalkillercellen, en op de een of andere manier ook hun bloedsuikerspiegel – waarschijnlijk naast een heleboel andere gunstige effecten.
Zoals Cousins in 1979 al over placebo’s zei: ‘Het werkt niet vanwege een of andere toverkracht van de tablet, maar doordat het menselijk lichaam de beste apotheker is voor zichzelf, en doordat de beste recepten door het lichaam zelf worden voorgeschreven.’3
Optimisme doet wonderen
Twee recente onderzoeken van de Universiteit van Toledo (VS) laten misschien het beste zien hoe bepalend de geest kan zijn voor wat iemand merkt en ervaart.4 Voor beide studies verdeelden de onderzoekers gezonde vrijwilligers in twee categorieën: optimisten en pessimisten. De indeling baseerden ze op de antwoorden die werden gegeven op een diagnostische vragenlijst. In het eerste onderzoek gaven ze alle deelnemers een placebo en zeiden dat het een medicijn was waarvan ze zich ziek zouden gaan voelen. De pessimisten reageerden negatiever op de placebopil dan de optimisten.
Twee jaar later volgde het andere onderzoek, waarin de deelnemers ook weer een placebo kregen. Dit keer werd hun verteld dat het een middel was waarvan ze beter zouden slapen. De optimisten sliepen vervolgens veel beter dan de pessimisten.
Blijkbaar waren de optimisten eerder geneigd om positief te reageren op het idee dat iets hun goed zou doen, omdat ze sowieso al van het beste scenario uitgingen. En waren de pessimisten eerder geneigd negatief te reageren op de suggestie dat ze zich ergens zieker van zouden gaan voelen, omdat ze bewust of onbewust het ergste verwachtten. Het is alsof de optimisten onbewust bepaalde stofjes aanmaakten die hen beter hielpen te slapen, terwijl de pessimisten onbewust een mengseltje van stoffen brouwden waarvan ze zich ziek gingen voelen.
Met andere woorden: in precies dezelfde omgeving creëren degenen met een positieve instelling meestal positieve situaties, terwijl degenen met een negatieve blik meestal negatieve situaties scheppen. Dat is de magie waarmee we de toestand van ons lichaam zelf, met onze eigen vrije wil, kunnen aansturen.
Het lijkt misschien ongelooflijk dat onze geest zoveel kracht heeft, maar onderzoek van de afgelopen decennia heeft hierover een paar diepe waarheden aan het licht gebracht: wat je denkt, is wat je ervaart. En als het om je gezondheid gaat, wordt die mogelijk gemaakt door de verbazingwekkende voorraad geneesmiddelen die je lichaam herbergt en die zich automatisch en nauwkeurig aan je gedachten aanpast. Deze wonderbaarlijke huisapotheek activeert helende moleculen die van nature al in je lichaam aanwezig zijn – door verschillende stoffen te leveren die bedoeld zijn om verschillende effecten te veroorzaken in allerlei verschillende omstandigheden.
Nieuwe theorie door genentekort
De manier waarop we naar genen kijken, veranderde enorm toen de wetenschap eindelijk het menselijk genoom in kaart had gebracht. In 1990, toen het genoomproject begon, verwachtte men uiteindelijk 140.000 verschillende genen te ontdekken. Dat aantal was gebaseerd op het aantal verschillende eiwitten dat het menselijk lichaam maakt: 100.000 eiwitten plus nog eens 40.000 regeleiwitten, die nodig zijn voor de productie van andere eiwitten. En aangezien genen eiwitten produceren (of de productie ervan reguleren), moesten er dus 140.000 genen zijn. De wetenschappers die het genoom in kaart brachten, dachten voor elk eiwit een gen te vinden. Maar in 2003, aan het eind van het project, bleek de mens tot hun verbijstering slechts 23.688 genen te hebben.
Dat zijn te weinig genen om ons ingewikkelde lichaam op te bouwen en in stand te houden, en zelfs te weinig om onze hersenen te laten functioneren. Dus als het niet in de genen zit, waar komt dan alle informatie vandaan die nodig is om zoveel eiwitten te produceren en het leven in stand te houden?
Die vraag leidde tot een nieuwe theorie: genen werken systematisch samen, zodat binnen een cel op hetzelfde moment bepaalde genen zijn geactiveerd (tot expressie komen), terwijl andere genen juist zijn gedeactiveerd (niet tot expressie komen). Die combinatie van genen die op elk gegeven moment tot expressie komt, zorgt voor de productie van al die verschillende eiwitten die we nodig hebben om te kunnen leven.
Omgevingsprikkels
Het klinkt dan ook logisch dat onze genen kunnen worden geactiveerd of gedeactiveerd door de omgeving van de cel. Soms is dat de omgeving in het lichaam (de emotionele, biologische, neurologische, mentale, energetische en zelfs spirituele toestand) en andere keren is het de omgeving buiten het lichaam (verwonding, temperatuur, hoogte, giftige stoffen, bacteriën, virussen, voedsel, alcohol, enzovoorts).
Genen kunnen worden ingedeeld op grond van het soort prikkel dat hen aan- en uitzet. Zo worden ervaringsafhankelijke genen geactiveerd als we een nieuwe ervaring opdoen, nieuwe dingen leren of van een ziekte genezen. Deze genen produceren eiwitten en chemische boodschappermoleculen, en stimuleren daarmee stamcellen zich te ontwikkelen tot de gespecialiseerde cellen die op dat moment nodig zijn voor genezing.
Gedragsafhankelijke genen worden geactiveerd in periodes met veel emotionele opwinding, stress of verschillende bewustzijnsniveaus (waaronder dromen). Ze zorgen voor een verbinding tussen onze gedachten en ons lichaam, de zogeheten mind-body connection. Dergelijke genen geven ons inzicht in hoe we onze gezondheid kunnen beïnvloeden door ons lichaam en onze geest in een toestand te brengen die ons welzijn, onze fysieke weerbaarheid en het herstelvermogen van ons lichaam stimuleert.
Geest is baas over lichaam
Wetenschappers denken dat onze genexpressie van moment tot moment verschilt. Uit onderzoek blijkt dat onze gedachten en gevoelens, net als onze activiteiten (denk daarbij aan keuzes, gedrag en ervaringen), een diepgaande herstellende en genezende uitwerking op ons lichaam hebben.
Je genen worden beïnvloed door je omgang met familie, vrienden, collega’s en spirituele activiteiten, maar ook door je seksuele gewoontes, hoeveel je beweegt en de schoonmaakmiddelen die je gebruikt. Onderzoek wijst uit dat ongeveer 90 procent van onze genen reageert op signalen uit onze omgeving.5
Zoals Ernest Rossi schrijft in zijn boek The psychobiology of gene expression: ‘Onze subjectieve gemoedstoestand, bewust beredeneerd gedrag en ons concept van de vrije wil, kunnen onze genexpressie laten variëren, wat onze gezondheid kan optimaliseren.’6
Een andere wetenschapper die hierover schrijft, is Dawson Church in zijn boek Je geniale genen: ‘Onze genen dragen wel bij aan ons gedrag en onze fysieke kenmerken, maar zijn niet allesbepalend. (…) De instrumenten van ons bewustzijn – zoals overtuigingen, gebeden, gedachten, intenties en vertrouwen – zijn vaak veel sterker gekoppeld aan onze gezondheid, levensduur en ons geluk dan onze genen.’7 Net zoals ons lichaam meer is dan een zak vlees en botten, zo zijn ook onze genen meer dan alleen opgeslagen informatie.
De genen ontstegen
Als onze genen niet ons lot bepalen, maar ze inderdaad wel een gigantische bibliotheek aan mogelijkheden bevatten die wachten tot ze van de plank gehaald worden, dan willen we graag weten hoe we daar toegang toe krijgen. Want die mogelijkheden zouden wel eens een grote invloed kunnen hebben op onze gezondheid en ons welzijn. Het antwoord bevindt zich op een vrij nieuw terrein van onderzoek: de epigenetica.
Het woord ‘epigenetica’ betekent letterlijk: boven de genen. Het heeft betrekking op de aansturing van genen die niet door de DNA-volgorde zelf wordt bepaald, maar via prikkels van buiten de cel, dus uit de omgeving.
Deze signalen zorgen dat een methylgroep zich aan een bepaalde plek op een gen bindt, een proces dat ‘DNA-methylering’ heet en een belangrijk mechanisme is om genen aan of uit te zetten.
Genetisch lot is niet onveranderlijk
De epigenetica leert ons inderdaad dat we niet tot onze genen veroordeeld zijn. Ze leert ons dat een verandering in het menselijk bewustzijn, fysieke veranderingen kan bewerkstelligen, zowel in de structuur als functie van het menselijk lichaam. We kunnen ons genetische lot wijzigen door de genen die we wel willen, aan te zetten, en de genen die we niet willen, uit te zetten. Dat kan door de verschillende omgevingsfactoren te gebruiken die onze genen programmeren. Sommige van deze signalen komen uit ons eigen lichaam, zoals gevoelens en gedachten, terwijl andere signalen te maken hebben met onze lichamelijke reactie op de uitwendige omgeving, zoals vervuiling of zonlicht.
De epigenetica onderzoekt al deze omgevingssignalen die de cel vertellen wat hij moet doen en wanneer. Ze kijkt daarbij niet alleen naar bronnen die de genexpressie activeren en deactiveren, maar ook naar de energiebalans die van moment tot moment het functioneren van de cel kan beïnvloeden. Nieuw onderzoek wijst erop dat, hoewel onze DNA-code niet verandert, elk gen duizenden verschillende combinaties, volgordes en patronen van expressie kan vertonen (net zoals de zenuwcellen in onze hersenen neurale netwerken vormen door in duizenden verschillende combinaties, volgordes en patronen actief te zijn).
Dus als we onze gedachten denken en onze gevoelens voelen, reageert ons lichaam met een ingewikkelde formule van biologische veranderingen en aanpassingen, waarbij elke ervaring de aanzet geeft tot echte genetische veranderingen in onze cellen.
Snelle reactie
De snelheid waarmee dat gebeurt, kan behoorlijk zijn, bleek uit een onderzoek onder dertig mannen die prostaatkanker hadden met een laag risico op uitzaaiing. Door zich strikt aan bepaalde voedings- en leefregels te houden, konden zij in slechts drie maanden tijd 48 genen activeren (waarvan de meeste met het tegengaan van tumorcellen verband hielden), en 453 genen deactiveren (waarvan de meeste met tumorgroei verband hielden).8
Tijdens dit onderzoek van Dean Ornish van de Universiteit van Californië, verloren de mannen gewicht, verminderden hun buikomvang en bloeddruk, en verbeterde hun lipidenprofiel (de hoeveelheden vet en cholesterol in het bloed).
Ornish merkte op: ‘Het gaat niet zozeer om het verminderen van de risicofactoren of het voorkomen dat er iets ernstigs gebeurt. Het gaat erom dat deze veranderingen zo snel kunnen optreden dat je geen jaren hoeft te wachten voordat je de voordelen ziet.’9
Misschien zijn de uitkomsten van een Zweeds onderzoek nog wel indrukwekkender: 23 gezonde mannen met licht overgewicht die weinig lichaamsbeweging hadden, begonnen twee keer per week aerobics- en spinninglessen te volgen. De onderzoekers van de Universiteit van Lund ontdekten dat de mannen na zes maanden 7663 genen epigenetisch hadden veranderd, bijna een derde van alle genen in het menselijk genoom.10
1 N Engl J Med, 1976; 295: 1458-63; Cousins, N. Anatomy of an illness as perceived by the patient: reflections on healing and regeneration. New York: W.W. Norton & Co., 1979 [In Nederland uitgegeven onder de titel: De ontleding van een ziekte zoals waargenomen door de patiënt: bespiegelingen over herstel. Amsterdam: Bert Bakker, 1980]
2 Biomed Res, 2007; 28: 281-5
3 Cousins, N. Anatomy of an illness as perceived by the patient: reflections on healing and regeneration: p. 56
4 J Psychosom Res, 2005; 58: 121-7; 2007; 62: 563-70
5 Richardson K. The making of intelligence. New York: Columbia University Press, 2000
6 Rossi, E.L. The psychobiology of gene expression: neuroscience and neurogenesis in hypnosis and the healing arts. New York: W.W. Norton & Co., 2002: p. 9
7 Church, D. The genie in your genes: epigenetic medicine and the new biology of intention. Santa Rosa, CA: Elite Books, 2007: p. 32
8 Proc Natl Acad Sci U S A, 2008; 105: 8369-74
9 Stein, L. ‘Can lifestyle changes bring out the best in genes’. Sci Am, June 17, 2008; www.scientificamerican.com/article.cfm?id=can-lifestyle-changes-bring-out-the-best-in-genes
10 PLoS Genet, 2013; 9: e1003572
De kracht van meditatie
Het Benson-Henry Institute for Mind Body Medicine in Boston (VS) onderzocht in twee belangrijke studies de effecten van meditatie op genexpressie.
In de eerste studie uit 2008 kregen twintig vrijwilligers een training van acht weken in verschillende lichamelijke en geestelijke oefeningen. Ze deden onder andere aan diverse soorten meditatie, yoga en herhaald gebed, waarvan bekend is dat ze de ‘ontspanningsrespons’ opwekken, een psychische toestand van diepe rust. De onderzoekers volgden daarnaast ook negentien mensen die deze technieken al langere tijd dagelijks beoefenden, en negentien anderen die als controlegroep dienden.
Aan het eind van de onderzoeksperiode was bij de beginnelingen, de expressie van 1561 genen veranderd (874 geactiveerd en 687 gedeactiveerd). Daarnaast waren hun bloeddruk, hartslag en ademhalingsfrequentie gezakt. Bij de ervaren beoefenaars was het effect nog groter: bij hen veranderde de expressie van 2209 genen. De meeste van deze veranderingen hielpen het lichaam beter te reageren op chronische psychologische stress.1
De tweede studie uit 2013 liet zien dat de opgewekte ontspanningsrespons al na één meditatiesessie zorgde voor een verandering in de genexpressie. Dat gold voor zowel ervaren als beginnende beoefenaars, al hadden degenen die het al langer deden, meer voordeel bij de sessie.2
Genen die geactiveerd werden, hadden onder andere te maken met het immuunsysteem, de energiestofwisseling en insulineafgifte. Genen die gedeactiveerd werden, hingen onder meer samen met ontstekingsreacties en stress.
1 PLoS One, 2008; 3: e2576
2 PLoS One, 2013; 8: e62817
Tweelingen groeien uit elkaar
Onderzoekers van het epigenetisch laboratorium van het Nationale Kankercentrum in Madrid onderzochten veertig eeneiige tweelingparen in de leeftijd van drie tot 74 jaar. Ze ontdekten dat jongere tweelingen die dezelfde leefstijl hadden en meer jaren samen hadden doorgebracht, vergelijkbare epigenetische patronen hadden. Oudere tweelingen daarentegen, vooral degenen van wie de leefstijl verschilde en die minder jaren samen hadden doorgebracht, hadden zeer uiteenlopende epigenetische patronen.1
Zo vonden de onderzoekers bij een tweelingpaar van vijftig, vier keer zoveel verschillend geactiveerde genen als bij een tweelingpaar van drie jaar oud.
Je zou het oudere tweelingpaar kunnen vergelijken met twee exact dezelfde computers die werden aangeschaft met dezelfde software erop. Maar naarmate de tijd verstreek, downloadde elk van hen andere softwareprogramma’s. De twee computers (het DNA) bleven hetzelfde. Maar afhankelijk van de gedownloade software (de epigenetische variaties) ging dat wat ze deden en de manier waarop ze dat deden, behoorlijk uiteenlopen.
1 Proc Natl Acad Sci U S A, 2005; 102: 10604-9
Je bent zo jong als je doet
Op een mooie dag in september 1981 gingen acht mannen van in de zeventig en tachtig, vijf dagen in retraite in een klooster in New Hampshire. De retraite werd georganiseerd door Harvard University. Het was de bedoeling dat ze daar deden alsof ze 22 jaar jonger waren dan ze eigenlijk waren.
Toen ze aankwamen, vonden ze in hun omgeving allerlei aanwijzingen om hen te helpen een jongere leeftijd na te bootsen. Ze bladerden door oude edities van Life en de Saturday Evening Post, ze keken populaire films en televisieprogramma’s uit 1959 en ze luisterden naar radio-opnames van Perry Como en Nat King Cole. Ook bespraken ze ‘actuele’ gebeurtenissen, zoals het aan de macht komen van Fidel Castro in Cuba, het bezoek van de Russische leider Chroesjtsjov aan de VS, en de prestaties van bekende sporthelden uit die tijd.
Een week later nam een nieuwe groep mannen van dezelfde leeftijd hun plaats in het klooster over. Zij kregen de opdracht om herinneringen op te halen aan toen ze 22 jaar jonger waren. Ze hoefden zich echter niet te gedragen alsof ze jonger waren.
Voor en na beide vijfdaagse retraites deden de onderzoekers een aantal metingen om die met elkaar te vergelijken. Hoewel de lichamen van de mannen uit beide groepen zowel in bouw als functie jonger werden tijdens de retraite, verbeterden de mannen uit de eerste groep beduidend meer dan die uit de tweede, de controlegroep.1
De onderzoekers ontdekten verbeteringen in gewicht, lengte en lopen. De mannen werden langer doordat ze meer rechtop gingen lopen. Hun gewrichten werden beweeglijker en hun vingers langer doordat hun gewrichtsontstekingen minder werden. Hun gezicht en gehoor werden beter. Hun grijpkracht verbeterde. Hun geheugen werd scherper en ze scoorden beter op cognitieve testen: de eerste groep verbeterde zijn score met 63 procent, de controlegroep met 44 procent. De mannen werden in die vijf dagen letterlijk jonger. Aan het eind van het onderzoek speelden ze voetbal en sommigen lieten hun wandelstok staan.2
De mannen waren in staat om hersenpatronen aan te schakelen die hen eraan herinnerden wie ze 22 jaar geleden waren. En op de een of andere wonderbaarlijke manier gaf hun lichaam daar gehoor aan. Ze voelden zich niet alleen jonger, ze werden ook fysiek jonger, bleek uit de ene meting na de andere. Het was niet alleen een geestelijke verandering, maar ook een lichamelijke.
1 Langer, E.J. Mindfulness. Reading, M.A: Addison-Wesley Publishing. Co., 1989; Counterclockwise: mindful health and the power of possibility. New York: Ballantine Books, 2009
2 Feinberg, C. The mindfulness chronicles: on the ‘psychology of possibility’. Harvard Magazine (september-oktober 2010); http:// harvardmagazine.com/2010/09/the-mindfulness-chronicles
Dit bewerkte en vertaalde artikel is gebaseerd op het nieuwe boek van Joe Dispenza, You are the placebo: making your mind matter, dat in april bij Hay House Publishers is verschenen. Joe Dispenza is een Amerikaanse biochemicus en is gespecialiseerd in neurowetenschappen. Eerder verschenen van hem Evolve your brain (niet in het Nederlands vertaald) en Overstijg jezelf: denk anders, denk beter in 4 weken.