Ruim anderhalf jaar geleden kwam de heer J.R., een vrachtwagenchauffeur van middelbare leeftijd, op mijn spreekuur vanwege onverklaarbare pijn in zijn onderrug en rechterdij, waar hij toen al drie jaar last van had. Zijn ruggengraat was onderzocht met MRI (magnetic resonance imaging) om te kijken of de tussenwervelschijven intact waren, maar de artsen konden niets vinden. Ook een klein leger aan orthopeden, chiropractors, fysiotherapeuten en osteopaten was er niet in geslaagd hem blijvend van zijn klachten af te helpen.
Ik ging ervan uit dat het wel een typisch geval zou zijn van beenlengteverschil, aangezien een verschil in beenlengte van een halve centimeter mettertijd tot dit soort klachten kan leiden. Als het ene been korter is dan het andere en het bekken niet helemaal recht staat, kan dat zijn weerslag hebben op de ruggengraat, zelfs al is het lichaamsgewicht evenredig over de twee benen verdeeld. Door de scheefstand van het bekken kan de ruggengraat uit het lood gaan staan als compensatie voor de verkeerde balans. Het is al ruim vijftig jaar bekend dat scheefstand van het bekken een oorzaak kan zijn van zowel rugpijn door problemen van de banden als van referentiepijn1.
Zo’n laterale asymmetrie kan ook ontstaan door een verkeerde stand van de voeten. Door verkeerde anatomie van de voeten en/of verkeerd schoeisel ontstaan er vaak mechanische problemen in hoger liggende lichaamsdelen. Aan de voeten van meneer J.R. was echter niets bijzonders te zien. Ook de gebruikelijke tekenen van een beenlengteverschil, namelijk ongelijke stand van de onderrand van de billen en de kuiltjes erboven, en van de bekkenkammen (de bovenste ‘vleugels’ van het bekkenskelet) en de plooien aan de achterkant van de knieën, had hij niet.
Ook zie je als een patiënt met een te kort been loopt, zijn hoofd ongelijk omhoog en omlaag gaan: het zakt lager als het gewicht op het kortste been wordt gezet. Dit gebeurde bij J.R. ook niet. Om die redenen besloot ik niet eens de moeite te nemen zijn benen op te meten, want ik wist dat die niet ongelijk zouden zijn. In plaats daarvan ondervroeg ik hem over zijn levensstijl en beroep. Hij bleek een spijkerbroekdragende internationaal trucker die het grootste deel van de dag achter het stuur van zijn vrachtwagen zat.
Hij at niet opmerkelijk samengestelde voeding in wegrestaurants en dronk vrijwel geen alcohol. Ook hier was dus niets bijzonders te vinden.Wel viel me op dat hij een portemonnee had van zo’n 2 centimeter dik, vol met creditcards. Die zat in de achterzak van zijn spijkerbroek, zodat hij erop zat. Toen ik ernaar vroeg, zei hij dat hij die beurs altijd in die achterzak droeg – oftewel, hij zat er altijd op – omdat dit de veiligste plek was: zeker veiliger dan in een jaszak. Dat betekende dat alle uren die hij in zijn vrachtwagen zat, zijn bekken scheef stond.
Tel daarbij op het continue schudden van de rijdende truck en de effecten op zijn ruggengraat zullen nog sterker voelbaar voor hem zijn. Het gevolg was precies alsof hij een lengteverschil in de benen had. In de literatuur zijn meer van dit soort gevallen gemeld2. De ‘creditcard ischias’ van J.R. genas dus door een ‘beursectomie’, en sindsdien is hij geheel klachtenvrij. Het behoeft geen betoog dat ik blij was hem te kunnen helpen door zijn zakken te legen.
Harald Gaier
BRONNEN:
1Stoddard A. The short leg and low backache syndrome. Presentatie op het International Congress of Physical Medicine, Londen 1952
2JAMA, 1978; 240: 738