Ons DNA verklaart waarom omega-3-vetten ons gezond houden, zowel lichamelijk als geestelijk.
Voor de behandeling van bipolaire stoornis worden meestal psychotrope middelen gebruikt die bepaald niet ongevaarlijk zijn. Toch blijken essentiële vetten een veelbelovend alternatief dat veilig en effectief is. Uit een aantal onderzoeken kwam zelfs duidelijk naar voren dat omega-3-vetten daadwerkelijk helpen bij bipolaire stoornis1,2, maar andere onderzoeken waren niet eenduidig. Omega-3-vetten verliezen echter hun werkzaamheid door blootstelling aan zuurstof, licht, verhitting en andere omgevingsfactoren. Dat is waarschijnlijk de oorzaak van de minder eenduidige onderzoeksresultaten.
Om die reden ben ik in mijn praktijk overgestapt op een stabiele vorm van omega-3-vetten uit een eetbare plant (dus ook geschikt voor veganisten en vegetariërs). Ik kan zeggen dat ik met regelmaat succes boek bij mijn bipolaire patiënten (zij het gering in aantal) en bij mijn unipolaire patiënten (klinische depressie zonder manische fasen).
Onverslaanbaar onkruid
De eetbare plant die een bron van omega-3-vetten is en die patiënten in hun dagelijkse voeding zouden moeten opnemen heet postelein (Portulaca oleracea) en wordt in het algemeen beschouwd als een hardnekkig onkruid. Het is echter ook eetbaar en je kunt er soep van maken, stamppot, salade of je kunt het roerbakken of als gekookte groente eten. Het is licht zuur-zoutig van smaak en zelfs kinderen kunnen het leren eten, zodat ik er depressieve kinderen mee heb kunnen helpen. Postelein is vrijwel het gehele jaar verkrijgbaar (ga naar de natuurwinkel als je supermarkt te beperkt is) en je kunt het ook zelf makkelijk kweken in je moestuin. De zaden zijn bijvoorbeeld verkrijgbaar via helza-hobbyzaden.nl.
Genen bepalen het verhaal
De eerste 250.000 jaren van ons bestaan op deze planeet vestigden mensen zich altijd in de buurt van water en gedijden op een voedingspatroon met veel vers gevangen vis. Pas sinds 9000 jaar zijn we overgestapt op een voedingspatroon op basis van granen. Nu consumeren we veel te weinig visolie, een belangrijke bron van omega-3-vetten. Ook zijn we grote vleeseters geworden in plaats van viseters. Omega-3-vetten kunnen we echter niet zelf aanmaken in ons lichaam.
Tevens is bekend, uit analyses van ons DNA en onze genen, dat homo sapiens zich zo’n 260.000 jaar geleden in de tropische regionen ontwikkelde (subtropisch in de hogere gebieden), waar nu Ethiopië, Eritrea, Tanzania, Oeganda en Kenia liggen. Daaruit groeide een populatie tot ongeveer 10.000, die zo’n 200.000 jaar in datzelfde gebied bleef: ongeveer 7000 generaties lang1. Pas 60.000 jaar geleden, dus sinds zo’n 2000 generaties, begonnen zij vanuit dat gedeelte van Afrika te migreren naar uiteindelijk alle andere continenten behalve Antarctica. Dat betekent dat iedere mens op aarde afstamt van die kleine geïsoleerde groep van 10.000 mensen die in een gebied leefden waarvan we tevens de beschikbare voedingsmiddelen kennen2. Mensen die dus ook 200.000 jaar, ofwel 7000 generaties lang, de tijd hadden om perfect aangepast te raken aan de voedingsmiddelen uit die omgeving waarin ze leefden.
Toen die populatie te groot werd voor de bronnen in dat gebied en ging migreren, kwam er iemand – zo’n 9000 jaar geleden, aan het eind van het tijdvak Pleistoceen – op het lumineuze idee om de grassen en granen te gaan verbouwen die antilopen en andere herkauwers aten. De granen werden geoogst, tot meel gemalen en verwerkt tot eetbaar voedsel.
Hierdoor ontstond de mogelijkheid om veel grotere gemeenschappen van de homo sapiens in leven te houden. Het luidde het begin in van een ‘beschaving’ en het eind van het nomadenbestaan. Alles veranderde.
Niet alleen begonnen mensen nu granen te eten waarvoor ze niet waren toegerust, het betekende ook dat ze de stukken grond waarop ze hadden gezaaid minstens een jaar moesten verdedigen, waardoor het juridische concept van eigendomsrecht ontstond. Het betekende tevens dat het cruciaal werd om een collectieve gewapende verdedigingsmacht te organiseren om de voedselvoorraden van de inmiddels gewortelde samenleving te beschermen. Ook moest worden bijgehouden hoe veel graan er jaarlijks moest worden opgeslagen, wat de introductie betekende van meting, berekening, gewasbescherming, documentatie en het abstracte begrip rijkdom.
Tevens moest rekening gehouden worden met seizoens- en weersveranderingen, hetgeen de concepten achter georganiseerde religie en astronomische observatie deed ontstaan. Het betekende ook dat er stammenidentiteit kwam en dat het recht van individuen om daar deel van uit te maken – en dus van de bevoorrading van die gemeenschap – duidelijk werd gedefinieerd.
Het zaaien en oogsten van granen heeft dus weliswaar geleid tot al die elementen die onze samenleving gemaakt hebben zoals wij haar nu kennen, maar onze natuur is nog steeds subtropisch en vereist een regelmatige aanvoer van visolie.
Harald Gaier
Harald Gaier is erkend Brits natuurgeneeskundige, osteopaat, homeopaat en kruidengeneeskundige. (Meer informatie: www.drgaier.com)
Een uitgebreidere bespreking van dit onderwerp leest u in zijn artikel Anthropology holds clues to what is ‘natural’.3
1Arch Gen Psychiatry, 1999, 56: 407-412
2Eur Neuropsychopharmacol, 2003, 13: 267-271
3Br Naturopath J, 2011; 28: 8-10