Vroeger controleerde de huisarts de hartactiviteit met een stehoscoop. In de loop der jaren is dit instrument vervangen door de nieuwste snufjes. Deze diagnostische instrumenten weten beter dan het oor van een dokter afwijkingen in de hartslag op te vangen. Toch kunnen ze minder gevoelig zijn wanneer er op hartziekten bij vrouwen, kinderen en baby’s in de baarmoeder wordt gecontroleerd.
Het elektrocardiogram, of het ECG, dat de elektrische signalen van het hart registreert, is zo’n diagnostisch instrument. Er zijn twee soorten ECG om hartziekten op te sporen: het ECG in rust en de inspanningstest. Beide zijn relatief veilig. Het ECG heeft echter ook zijn tekortkomingen.
Bij een onderzoek onder 2000 hartpatiënten in de Verenigde Staten en Canada ontdekte men dat bij vrouwen vaak een foutieve diagnose wordt gesteld en dat ze minder vaak worden doorverwezen voor nader onderzoek als de resultaten positief zijn.1
Volgens dr. Michael Miller, directeur van de afdeling Preventieve cardiologie aan de universiteit van Maryland, is een van de redenen voor die foutieve diagnoses dat non-invasieve testen niet gevoelig genoeg zijn voor vrouwen.
Dokters zijn minder alert op hartproblemen bij vrouwen omdat het gebruikelijke patroon van pijn op de borst en veranderingen in het ECG bij hen zich vaak niet voordoet. Sommigen zijn van mening dat in onderzoek geen rekening wordt gehouden met de inherente verschillen tussen mannen en vrouwen, zodat de testen eigenlijk alleen op mannen zijn toegespitst.
Critici hebben ontdekt dat de inspanningstest vaak fout-positieve uitkomsten oplevert, wat onnodige stress veroorzaakt bij gezonde patiënten. De foutmeldingen ontstaan doordat de meeste vrouwen, met name oudere, bij inspanningstesten minder goed presteren dan mannen.2
Nog een tekortkoming van het ECG is dat het niet in staat is linker ventrikelhypertrofie bij kinderen te ontdekken (LVH; vergrote linker hartkamer), een aandoening die vaak wijst op een aandoening van de kransslagader.3
Bovendien zijn ECG’s niet in staat hartproblemen bij baby’s in de baarmoeder vast te stellen. Het is gebleken dat ze de foetale hartactiviteit niet goed registeren. Een transabdominale foetale ECG, controle van het babyhartje in de baarmoeder, kan namelijk alleen in de 18e tot 28e week van de zwangerschap plaatsvinden, omdat de elektrische signalen anders te zwak zijn om te registreren.
Verder kunnen ECG’s geen onderscheid maken tussen sinus-bradycardie, een hartslag van minder dan 60 slagen per minuut, die normaal is bij gezonde jonge volwassenen en sporters, en een totaal hartblok, waarbij de elektrische impulsen die het hart doen pompen, verstoord zijn.4
Ook van inspanningsecho’s is bekend dat ze beperkingen hebben (een gevoeligheid van slechts 80 procent5), maar ze zijn waarschijnlijk beter voor de diagnose van aangeboren ziekten van de hartkleppen en ischemische hart- en vaatziekten, en als screeningsmethode voor LVH bij kinderen.
Maar als u niet tot de risicogroep behoort, kunnen beide testen gemakkelijk foutieve resultaten geven.6
Megan McAuliffe
BRONNEN:
1 N Engl J Med, 1991; 325: 226-30
2 Arq Bras Cardiol, 2001; 76: 540-4
3 Am Heart J 2003; 145: 716-23
4 Children’s Hospital Heart Matters, 2001; jrg.4, nr. 4
5 J Am Coll Cardiol, 1999; 33: 1462-8
6 N Engl J Med, 1996; 334: 1311-5