Een natuurlijke behandeling van ADHD
Een scala aan medicijnen wordt momenteel gebruikt om ADHD te behandelen. Maar zo’n 30 procent van de kinderen reageert daar niet op, of kan de bijwerkingen niet verdragen. Die bijwerkingen zijn onder andere misselijkheid, braken, hartslagafwijkingen, bloedarmoede en leverproblemen. Gelukkig zijn er ook alternatieven.
Supplementen
• Essentiële vetzuren (essential fatty acid – EFA). Deze zijn essentieel voor de ontwikkeling en het functioneren van de hersenen. Gebrek hieraan kan een factor zijn bij het ontstaan van ADHD. Het slikken van supplementen zou de symptomen verbeteren, zo valt uit verscheidene onderzoeken op te maken. Het meest effectief zijn supplementen met de vetzuren omega-3 en omega-6 in de verhouding 12:1 of eicosapentaeenzuur (EPA) en docosahexaeenzuur (DHA) in de verhouding 3:1. In een Australisch onderzoek kregen 132 kinderen met ADHD in de leeftijd van 7 tot 12 jaar 30 weken lang een supplement met de naam eye qTM (Equazen). Dit bestaat uit 400 mg visolie en 100 mg teunisbloemolie. Het effect was positief. De dagelijkse dosis die effectief bleek was zes capsules, wat neerkwam op 558 mg EPA, 174 mg DHA en 60 mg omega-6 gammalinoleenzuur (GLA)1. Uit ander onderzoek (het Oxford-Durham verkennend onderzoek) kwam naar voren dat bij 40 procent van de 117 onderzochte kinderen met leer- of gedragsproblemen die eye q slikten het lezen en spellen drastisch verbeterde2.
• Magnesium. Volgens één studie zouden supplementen hiermee in sommige gevallen kunnen helpen. Kinderen met ADHD die een laag magnesiumgehalte hadden kregen zes maanden lang een supplement met 200 mg van deze stof. Vergeleken met 25 andere kinderen met ADHD en te weinig magnesium in hun lichaam bleek het supplement tot een significante verbetering van het hyperactieve gedrag te hebben geleid3.
• Zink. Er zijn ook aanwijzingen dat een gebrek aan zink een rol kan spelen. In een dubbelblind onderzoek bij 44 kinderen met de diagnose ADHD bleek de combinatie van 15 mg zink met het medicijn methylfenidaat (Ritalin) significant beter te werken dan Ritalin alleen4.
• L-Carnitine. In totaal 24 jongens van 6-13 jaar kregen in twee afzonderlijke periodes van acht weken dagelijks in willekeurige volgorde L-carnitine (100 mg per kg lichaamsgewicht) of een placebo, tot een maximum van 4 gram per dag. Hun gedrag werd geobserveerd door zowel ouders als leerkrachten. De ouders waren van mening dat de L-carnitine bij 54 procent van de kinderen een significante gedragsverbetering gaf. Bij het placebo was dat slechts 13 procent. De observatie van de leerkrachten stemde hiermee overeen. Er werden geen ernstige bijwerkingen gerapporteerd. Wel had één van de jongens een onaangename lichaamsgeur bij gebruik van L-carnitine. Volgens de onderzoekers kan deze sporadische bijwerking worden voorkomen door het gelijktijdig slikken van riboflavin (vitamine B-2)5.
Voeding
• Kleurstoffen en bepaalde additieven (toegevoegde stoffen om eigenschappen zoals kleur, geur, smaak en houdbaarheid te verbeteren) zijn al eerder in verband gebracht met hyperactiviteit bij kinderen6. Het lijkt dus raadzaam om die te vermijden. Het Feingold dieet, waarbij alle synthetische kleurstoffen, bepaalde conserveringsmiddelen en salicylaten (aspirineachtige stoffen die veel voorkomen in voedsel) worden vermeden bleek in sommige onderzoeken goede resultaten te geven7,8. In andere onderzoeken echter werd geconcludeerd dat het resultaat niet beter was dan het gewone placebo-effect van diëten9.
• Een glutenvrij dieet is ook het proberen waard. Sommige studies vinden namelijk een relatie tussen ADHD en coeliakie. In een onderzoek bij 132 coeliakiepatiënten bleek een aanzienlijke verbetering van de ADHD-achtige symptomen kort nadat zij een glutenvrij dieet waren gaan volgen10. Volg een dergelijk dieet niet zonder deskundige begeleiding en diagnostiek.
Neurofeedback
• Met behulp van uiterst gevoelige computertechnologie kan deze techniek – wat eigenlijk een vorm van biofeedback is – de elektrische activiteit in de hersenen meten en deze informatie terugkoppelen naar de proefpersoon zodat deze dit als het ware kan leren te ‘sturen’. Volgens recente analyse van meerdere onderzoeksresultaten ‘…kan neurofeedback als ‘effectief en specifiek’ worden beschouwd (niveau 5) bij de behandeling van ADHD. Het effect ligt vooral op het terrein van het aandachtstekort en de impulsiviteit; het resultaat bij de hyperactiviteit is meer gemiddeld’11. De werking van deze techniek zou even goed zijn als die van stimulerende medicijnen12 en het IQ met gemiddeld 12 punten kunnen verhogen13.
1J Dev Behav Pediatr, 2007; 28: 82-91
2Pediatrics, 2005; 115: 1360-1366
3Magnes Res, 1997; 10: 149-156
4BMC Psychiatry, 2004; 4: 9
5Prostagl Leukotr Essent Fatty Acids, 2002; 67: 33-38
6Lancet, 2007; 370: 1560-1567
7Aust Paedriatr J, 1988; 24: 143-147
8Clin Pediatr [Phila], 1977; 16: 652-656
9Crit Rev Food Sci Nutr, 1996; 36: 31-47
10J Atten Disord, 2006; 10: 200-204
11Clin EEG Neurosci, 2009; 40: 180-189
12Altern Med Rev, 2007; 12: 146-151
13Appl Psychophysiol Biofeedback, 1998; 23: 243-263