Een van mijn favoriete citaten is van Karel Appel: ‘Ik rotzooi maar wat aan’ zei de wereldberoemde schilder ooit. En misschien geloofden de mensen die oppervlakkig keken naar zijn abstracte, kleurrijke werken dit ook wel. De kenners wisten echter wel beter: Appel had een gedegen kunstopleiding gevolgd, die voorafging aan zijn grote successen als kunstenaar. In het ogenschijnlijk gemakkelijk geproduceerde werk zat heel veel vakmanschap verborgen.
Je sterft tenslotte niet alleen
Het citaat spreek me zo aan, omdat ik mijn werk als hulpverlener ook graag typeer als ‘rommelen’. Mijn therapiegesprekken worden steeds minder gestuurd vanuit een dwingende gedachte of een verplichte vorm, en ik verbeeld me graag dat mijn werkwijze een klein beetje lijkt op die van Karel Appel.
Veertig jaar geleden begon ik aan mijn geneeskundeopleiding. Om te beginnen moesten we heel veel kennis opdoen. Anatomie bijvoorbeeld, een essentieel vak voor iedere dokter in spe. Ik vond het een tikje saai, maar de noodzaak om het menselijk lichaam van binnen te leren kennen begreep ik prima.
In diezelfde periode kregen we ook college van inspirerende en zeer ervaren artsen waarin de aard van het vak ter sprake kwam. ‘Een combinatie van kunde en kunst’ fluisterde een bijna gepensioneerde chirurg ons in. Ik was hooguit twintig jaar, maar ben het nooit vergeten. De kunde (ofwel kennis) is de basis, wat je er mee doet kan het tot kunst verheffen. Niet direct opereren bij de verdenking van een blindedarmontsteking, maar weten wanneer het onvermijdelijk is. Woordeloos weten, en misschien ook wel gewoon voelen, durf ik nu te zeggen.
Het geslaagde hulpverlenerschap wordt gekenmerkt doordat je weet wanneer je moet ingrijpen, of juist nog even niets hoeft te doen. Het is spannend, want je kunt ernaast zitten. Maar het is ook het mooiste wat je iemand kunt geven als dokter of therapeut. Het gaat over de juiste timing en de goede dosering. Daardoor wordt iets kunst. En de hulpver-lener kunstenaar.
In het Concertgebouw en het Stedelijk Museum vergapen we ons graag aan kunst. Maar in de kamers waar we ons vak uitoefenen, hebben we er nauwelijks nog oog voor. We werken met onze kennis; onze intuïtie hebben we uitgezet, of we negeren die opzichtig. We zijn rationele hulpverleners − de eigen emoties inzetten om iemand te helpen wordt weinig gewaardeerd door de instanties die ons werk in de gaten houden. Zo verdwijnt de kunst uit de zorg, als we niet oppassen…
Pas bezocht ik de oude Ted Troost, de man die de haptonomie smoel gaf door beroemde sporters (Van Basten, Krajicek) te helpen ontspan-nen. Ik mocht ook even op de bank. Geen idee wat de man deed, maar het was kunst. Het is een magiër, die Ted Troost. Hij weet heel veel, maar opende met: ‘Vergeet alles wat je hebt geleerd. En voel!’
Mijn hoop is dat de kunstenaars nooit uit de zorg zullen verdwijnen. Het is zo fijn om ‘behandeld’ te worden door iemand die zijn/haar vak durft uit te oefenen als artiest, met daarin verpakt die kennis… Er zit echt nog steeds een dokter in me.
Bram Bakker